In deze les zitten 42 slides, met tekstslides en 2 videos.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Herhalingsles voeding en vertering
thema 11
Slide 1 - Tekstslide
Thema 11 basisstof 1, Enzymen
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Werking enzymen
Enzymen maken grote voedingsstoffen klein (knippen). Elke voedingsstof heeft zijn eigen enzym.
is specifiek.
Een enzym:
bindt aan de voedingsstof
knipt de voedingsstof in stukken
laat los en kan opnieuw een zelfde voedingsstof afbreken
Slide 5 - Tekstslide
Manieren van conserveren
Slide 6 - Tekstslide
verzadigde vetten (ongezond)
onverzadigde vetten (gezond)
Slide 7 - Tekstslide
Thema 11 basisstof 2, voedingsmiddelen en voedingsstoffen
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Thema 11 basisstof 2, voedingsmiddelen en voedingsstoffen
De zes groepen voedingsstoffen
Slide 10 - Tekstslide
ook voor de groei
bevatten energie
Slide 11 - Tekstslide
Voedingsvezels
veel plantaardige voedingsmiddelen bevatten voedingsvezels
voedingsvezels verteer je niet --> helpen bij de darmbeweging en stoelgang
Let op: voedingsvezels is GEEN voedingsstof!!!
Slide 12 - Tekstslide
Thema 11 basisstof 3, voeding en leefstijl
Slide 13 - Tekstslide
Adviezen voor een gezonde leefstijl
1. Eet gezond
2. Blijf op een gezond gewicht
3. Beweeg regelmatig
4. Rook en vape niet
5. Ontspan voldoende
Slide 14 - Tekstslide
Herhaling
Noteer de nummers, en het orgaan
Alleen en In stilte!
Slide 15 - Tekstslide
Eetstoornissen
Bij een eetstoornis is eten een moeilijke zaak. Mensen met een eetstoornis hebben negatieve gevoelens over hun gewicht.
Voorbeelden van eetstoornissen:
Anorexia nervosa
Boulimia nervosa
Eetbuisstoornis
Slide 16 - Tekstslide
Overgewicht-ondergewicht
Overvoeding = meer vetten binnen dan nodig is
Kan leiden tot overgewicht
Te weinig eten kan leiden tot vermagering = ondervoeding
Door bijvoorbeeld eetstoornis
Kan erg schadelijk zijn
Slide 17 - Tekstslide
Energiebehoefte
Grondstofwisseling = de stofwisseling van een lichaam in rust
De grondstofwisseling is afhankelijk van geslacht, leeftijd of lengte ,milieutemperatuur.
* Bij lage temperaturen moeten de lichaamscellen veel energie verbranden om de temperatuur op peil te houden.
Slide 18 - Tekstslide
Dus..
grondstofwisseling: Energie die nodig is voor de stofwisseling van een lichaam in rust. Deze hangt af van: Geslacht, Leeftijd, Lengte, Lichaamsgewicht en Milieutemperatuur
energieverbruik: Hoeveelheid energie die wordt verbruikt voor stofwisseling en lichamelijke activiteit samen.
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Video
Thema 11 basisstof 4 en 5, Het verteringsstelsel en de organen voor de vertering
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Video
Het verterings- stelsel
Voedsel wordt verkleind
en opgenomen in het bloed = verteren
Niet alle voedingsstoffen
moeten worden verteerd!
Slide 23 - Tekstslide
Verteringssappen
Vertering gebeurt met verteringssappen. Die verteringssappen worden gemaakt in de verteringsklieren: zie afb. hiernaast
Veel verteringssappen bevatten enzymen, zijn stoffen die de reactie versnellen, voedingsstoffen worden sneller afgebroken.
Slide 24 - Tekstslide
Kleine voedingsstoffen
Een aantal voedingsstoffen kunnen direct opgenomen worden in het bloed zoals:
glucose
mineralen
water
vitaminen
Slide 25 - Tekstslide
Darmperistaltiek:
Het samentrekken van de spieren in de darmen
Functies:
- Vervoeren
- Helpt bij de vertering
- Mengen met verteringssappen
Door voedingsvezels verloopt de peristaltiek beter.
In de wand van de darm zitten spieren. Lengte spieren, zitten in de lengte
Kringspieren zitten eromheen. Deze spieren samen vormen een
peristaltische beweging
Slide 26 - Tekstslide
Verteringsorganen
Andere voedingsstoffen moeten verteerd worden.
Eiwitten, koolhydraten en vetten kunnen niet direct opgenomen worden in het bloed. Ze zijn te groot / te lang.
Slide 27 - Tekstslide
Verteringssappen en wat ze verteren
Vertering gebeurt met behulp van
verteringssappen, deze worden gemaakt in de verteringsklieren
Speeksel: zetmeel
Maagsap: eiwitten
Gal: vetten emulgeren, fijn maken.
Alvleessap: Eiwitten, koolhydraten en vetten
Darmsap: Eiwitten, koolhydraten
Slide 28 - Tekstslide
Alle organen van het verteringsstelsel
Slide 29 - Tekstslide
Organen voor vertering
Speeksel
- Slijm: voedsel makkelijker doorslikken
- Enzym: zetmeel afbreken (verteren)
- Stoffen die bacteriën doden
Slide 30 - Tekstslide
Organen voor vertering
Tong: duwt het voedsel je keelholte in
Slikken:
Huig sluit de neusholte af
Strotklepje sluit de luchtpijp af
De slokdarm maakt vervolgens
peristaltische bewegingen
voedsel naar de maag
Slide 31 - Tekstslide
Het voedsel wordt door de maagspieren gekneed en vermengd met maagsap
In de maagwand zitten maagsapklieren.
Ze maken maagsap.
Maagsap:
- water
- maagzuur
- enzymen
Enzym: verteert de eiwitten gedeeltelijk
Maagzuur: dood bijna alle bacteriën
helpt tegen infecties
Slide 32 - Tekstslide
Aan het eind van je maag zit een kringspier:
de maagportier.
Deze kringspier laat telkens een kleine hoeveelheid voedsel door.
De rest is tijdelijk opgeslagen in de maag.
Slide 33 - Tekstslide
De twaalfvingerige darm verbindt de maag met de dunne darm.
Gal en alvleessap komen in de twaalfvingerige darm bij het voedsel.
Lever:
Gal ontstaat in de lever.
Vanuit de lever komt gal eerst in de galblaas.
Emulgeren:
Gal verdeelt vet in kleine druppels
Gal zelf bevat geen enzymen,
kan hierdoor geen voedingsstoffen verteren
Slide 34 - Tekstslide
Alvleessap wordt gemaakt door de alvleesklier.
In het alvleessap zitten verschillende enzymen.
Enzymen vertering van:
- eiwitten
- koolhydraten
- vetten
Slide 35 - Tekstslide
Dunne darm
In de wand liggen darmsapklieren die darmsap maken.
De enzymen in dit sap maken de vertering van eiwitten en koolhydraten af.
In de verteringssappen zit water.
De dunne darm neemt veel van dit
water en voedingsstoffen op.
Slide 36 - Tekstslide
Darmvlokken:
Op de plooien in de darm zitten allemaal uitstulpingen van de darmwand. Hierin liggen kleine bloedvaten.
Water en voedingsstoffen
uit de dunne darm
gaan via de bloedvaten
naar alle cellen.
Dunne darm
Slide 37 - Tekstslide
Dikke darm
Voedselresten:
Een deel van het voedsel is niet verteerd, deze gaan naar de dikke darm
De voedselresten in de dikke darm bevatten nog veel water. In de dikke darm wordt vrijwel al het water uit de voedselbrij gehaald.
Onverteerde voedingsresten verlaten het lichaam via de anus
Slide 38 - Tekstslide
Thema 11 basisstof 6, Planteneters, vleeseters en alleseters
Slide 39 - Tekstslide
True or False
Ik geef een stelling. Als de stelling waar is, gaan jullie naar de plek die hoort bij 'waar'. Is de stelling niet waar, dan gaan jullie naar de plek die hoort bij 'niet waar'.
Slide 40 - Tekstslide
Bouw van het gebit
Kroon: bovenste deel van de tand
Wortel: zit vast in het kaakbeen
Glazuur: beschermt het tandbeen
Tandbeen: is bedekt met een laagje cement
Tandholte: hierin liggen de zenuwen en bloedvaten
Wortelvlies: bevestigd de wortel in de kaak
Slide 41 - Tekstslide
Tandplak
Dun laagje op tanden en kiezen: bacteriën, etensresten en speeksel
Gevolgen:
Bacteriën zetten suikers om in zuren
Zuur lost glazuur op --> gaatjes --> tanderosie
bacteriën kunnen tandvleesontsteking veroorzaken
tandplak kan tandsteen worden --> verwijderen door tandarts