Samenstellingen: Hoe schrijf je ze correct?

Samenstellingen: Hoe schrijf je ze correct?
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Samenstellingen: Hoe schrijf je ze correct?

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
- Weten wat samenstellingen zijn
- Regels voor het correct schrijven van samenstellingen kennen
- Een oefenopdracht maken

Slide 2 - Tekstslide

Leg de leerdoelen uit en zorg dat de studenten deze begrijpen.
Wat weet jij al over het schrijven van samenstellingen?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn samenstellingen?
Samenstellingen zijn woorden die uit meerdere losse woorden bestaan. Bijvoorbeeld: fietsbel, boekenkast, tafelkleed.

Slide 4 - Tekstslide

Geef voorbeelden en laat de studenten ook zelf voorbeelden bedenken.
Aan elkaar, los of met koppelteken?
Bij het schrijven van samenstellingen zijn er regels voor het aan elkaar schrijven, los schrijven of met een koppelteken. Bijvoorbeeld: langeafstandsloper, zwart-witfoto, post-it.

Slide 5 - Tekstslide

Leg de regels uit en laat de studenten oefenen met het toepassen van de regels.
Samenstellingen met Engelse woorden
Als een samenstelling een Engels woord bevat, schrijf je deze automatisch aan elkaar. Bijvoorbeeld: laptopstandaard, software-update.

Slide 6 - Tekstslide

Leg uit waarom deze regel geldt en laat voorbeelden zien.
Samenstellingen met afkortingen
Als een samenstelling een afkorting bevat, schrijf je deze los. Bijvoorbeeld: cd-rom speler, dvd-box.

Slide 7 - Tekstslide

Leg uit waarom deze regel geldt en laat voorbeelden zien.
Samenstellingen met cijfers
Als een samenstelling een cijfer bevat, schrijf je deze los. Bijvoorbeeld: 2e hands auto, 10-minutengesprek.

Slide 8 - Tekstslide

Leg uit waarom deze regel geldt en laat voorbeelden zien.
Oefenopdracht
Schrijf de volgende samenstellingen correct op: zeehond, koffiezetapparaat, high-five, auto-onderdelen, wereldreis.

Slide 9 - Tekstslide

Laat de studenten individueel of in groepjes de oefenopdracht maken. Bespreek daarna de antwoorden klassikaal.
Samenstellingen en betekenis
Let bij het schrijven van samenstellingen ook op de betekenis. Schrijf bijvoorbeeld 'groenteboer' in plaats van 'groentenboer', omdat het om een boer gaat die groente verkoopt en niet om een boer die groenten is.

Slide 10 - Tekstslide

Leg uit waarom betekenis belangrijk is bij het schrijven van samenstellingen en geef voorbeelden.
Samenstellingen en spelfouten
Spelfouten in samenstellingen komen veel voor. Let daarom extra goed op het correct schrijven van samenstellingen.

Slide 11 - Tekstslide

Leg uit waarom het belangrijk is om op spelfouten te letten en geef voorbeelden.
Samenstellingen en woordenboek
Als je twijfelt over de spelling van een samenstelling, kijk dan in het woordenboek.

Slide 12 - Tekstslide

Leg uit waarom het woordenboek een handig hulpmiddel is bij het schrijven van samenstellingen.
Samenvatting
Je weet nu wat samenstellingen zijn en welke regels er zijn voor het correct schrijven van samenstellingen. Je hebt ook een oefenopdracht gemaakt.

Slide 13 - Tekstslide

Vat de belangrijkste punten van de les samen en zorg dat de studenten deze begrijpen.
Vragen
Heb je nog vragen over het schrijven van samenstellingen?

Slide 14 - Tekstslide

Geef de studenten de kans om vragen te stellen.
Einde les
Bedankt voor jullie aandacht!

Slide 15 - Tekstslide

Sluit de les af en geef eventuele huiswerkopdrachten mee.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 16 - Open vraag

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 17 - Open vraag

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 18 - Open vraag

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.