Algemene spelling: trema en koppelteken + quiz

Samenstellingen
Een samenstelling is het aan elkaar plakken van twee (of meer) woorden:
Telefoon + oplader = telefoonoplader
Playstation + console = Playstationconsole

Er komen steeds nieuwe samenstellingen bij. 
Welke samenstellingen ken je met het woord 'corona'?
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Samenstellingen
Een samenstelling is het aan elkaar plakken van twee (of meer) woorden:
Telefoon + oplader = telefoonoplader
Playstation + console = Playstationconsole

Er komen steeds nieuwe samenstellingen bij. 
Welke samenstellingen ken je met het woord 'corona'?

Slide 1 - Tekstslide


De algemene regel is: schrijf samenstellingen zoveel mogelijk aan elkaar!
Soms schrijven we samenstellingen verkeerd...

...omdat we bij het Engels gewend zijn samenstellingen los te schrijven.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Samenstelling: 2 of meer betekenisvolle woorden 
aan elkaar geplakt. 
Algemene regel: samenstellingen schrijf je aan elkaar.

Maar... bij samenstellingen gebruik je een koppelteken:
1) bij klinkerbotsing of -verwarring
2) als het eerste deel bestaat uit een cijfer: 50-plusser
3) als het eerste deel bestaat uit een afkoring: wc-deur
4) als er staat Sint of St.: Sint-Nicolaas

Slide 9 - Tekstslide

Wat is correct?
A
radiointerview
B
radio-interview

Slide 10 - Quizvraag

Wat is correct?
A
minijurk
B
mini-jurk

Slide 11 - Quizvraag

Wat is correct?
A
12jarige
B
12-jarige
C
12 jarige

Slide 12 - Quizvraag

Wat is correct?
A
Noordnederland
B
Noord-Nederland
C
Noord Nederland

Slide 13 - Quizvraag

Wat is correct?
A
politieagent
B
politie-agent

Slide 14 - Quizvraag

Wat is correct?
A
politieinspecteur
B
politie-inspecteur

Slide 15 - Quizvraag

Wat is correct?
A
milieuonvriendelijk
B
milieu-onvriendelijk

Slide 16 - Quizvraag

Wat is correct?
A
A4formaat
B
A4-formaat
C
A4 formaat

Slide 17 - Quizvraag

Wat is correct?
A
NSstation
B
NS-station
C
NS station

Slide 18 - Quizvraag

Wat is correct?
A
Qkoorts
B
Q-koorts
C
Q koorts

Slide 19 - Quizvraag

Afleidingen 
Een afleiding bestaat altijd uit een grondwoord met betekenis, aangevuld met voor- en/of achter-voegsels zonder betekenis. 
moed, moedig, bemoedigen

Bij letterverwarring komt er geen koppelteken, maar een trema.




Slide 20 - Tekstslide

Wat is correct?
A
zee-egel
B
zeeëgel

Slide 21 - Quizvraag

Wat is correct?
A
be-eindigen
B
beëindigen

Slide 22 - Quizvraag

Wat is correct?
A
Na-apen
B
naäpen

Slide 23 - Quizvraag

Wat is correct?
A
vacu-um
B
vacuüm

Slide 24 - Quizvraag

Wat is correct?
A
co-ordinator
B
coördinator

Slide 25 - Quizvraag

Wat is correct?
A
dia-avond
B
diaävond

Slide 26 - Quizvraag