In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Wat doen we vandaag?
Vragen grammatica?
Herhaling en nieuwe grammatica
Vervolg Hoofdstuk 12
Slide 1 - Tekstslide
Vragen Grammatica?
Slide 2 - Open vraag
Slide 3 - Tekstslide
Geen vragen (meer)?
Maak maar twee rijtjes....
Slide 4 - Tekstslide
Hulpboek blz. 115
Ergon 5
Slide 5 - Tekstslide
Hektor & Andromache
Taalboek blz. 58
Maak Hulpboek blz. 50,
opdr. 16, 18, 19.
timer
10:00
Slide 6 - Tekstslide
Opdracht 14
Agamemnon zit met een boos gezicht op de rand van zijn troon en wil al opstaan. Achilles (rechts) wil zijn zwaard trekken om Agamemnon te doden maar wordt tegengehouden door de godin Athena (herkenbaar aan haar helm). De priester/waarzegger Kalchas (links met baard en rode mantel) houdt met zijn linkerhand Agamemnon tegen.
Slide 7 - Tekstslide
Opdracht 16
a De stad Troje had enorme bolwerken en de Trojanen kregen hulp van hun bondgenoten.
b Hektor was aanvoerder van de troepen omdat zijn vader te oud was. /Hij was een zeer goede vechter en niet bang voor Achilles.
Slide 8 - Tekstslide
Opdracht 18
naam helpt de Trojanen helpt de Grieken reden
Aphrodite ja nee appel van Paris gekregen
Apollo ja nee heeft de muren van Troje gebouwd
Ares ja nee omdat zijn vriendin Aphrodite ook voor de Trojanen is
Slide 9 - Tekstslide
Opdracht 18
naam helpt de Trojanen helpt de Grieken reden
Artemis ja nee omdat haar tweelingbroer Apollo de Trojanen helpt
Athena nee ja appel niet gekregen
Hera nee ja appel niet gekregen
Zeus nee nee moet neutraal blijven
Slide 10 - Tekstslide
Opdracht 19a
a In de alinea ‘Goddelijke bemoeienis’ staat over de inwoners van Troje ‘Ze waren overgeleverd aan τύχη, het lot: het was van te voren al bepaald wie er zou sterven en wanneer.’ Over de stad zelf staat dat de goden ruzie maakten over haar lot: De goden bemoeiden…. verliep.’ En dat Zeus zorgt dat de oorlog volgens τύχη verliep.
Slide 11 - Tekstslide
Opdracht 19b
b Eigen verwerking. Bijvoorbeeld: de oorlog is volgens de mythe door de goden veroorzaakt, dus is het logisch dat ze zich met het verloop ervan bemoeien. Of: Als alles volgens τύχη verloopt, maakt het dus niets uit of de goden zich met oorlog bemoeien.
Slide 12 - Tekstslide
Hulpboek blz. 116
Aspect.
Doel: je leert het begrip aspect kennen.
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Hulpboek blz. 117
Maak Erga 8 en 9.
Slide 18 - Tekstslide
Ergon 8
1 Imperfectum, want het gaat over een situatie die voortduurde: kabouter Spillebeen was een tijdje heen en en weer aan het wippen.
2 Aoristus, want het geeft een verandering in de situatie aan: er gebeurde iets eenmaligs.
3 Aoristus, want het geeft een verandering in de situatie aan: er gebeurde een actie.
Slide 19 - Tekstslide
Ergon 9α
1, 2, 3, 4 imperfectum: achtergrond van het verhaal
5, 6, 7, 8, 10: aoristus: verandering in situatie en actie in het verhaal
9: imperfectum, proces dat gaande was
11: imperfectum: proces dat gaande was
12 en 13 aoristus: verandering in het verhaal / eenmalige handeling
Tip: wanneer je de pv verandert in ‘was aan het … ‘ of een ovt, is het duidelijker welk aspect te kiezen.
Slide 20 - Tekstslide
Ergon 9βγ
β
γ In het Nederlands geven we alles weer in de onvoltooid verleden tijd, terwijl er in het Grieks wel een verschil wordt gevoeld tussen imperfectum en aoristus.
Slide 21 - Tekstslide
Ergon 10
α aoristus, omdat het een verandering en een actie beschrijft
β imperfectum, omdat het de achtergrond en gaand proces beschrijft.
γ Niet echt, maar je gebruikt wel ‘ik was aan het wachten’ (imperfectum) en ‘ik was gisteren aan het voetballen (imperfectum), toen ik opeens een meeuw raakte (aoristus). Met andere woorden: voor het Griekse imperfectum gebruiken wij soms wel omschrijvingen.
Slide 22 - Tekstslide
Hulpboek blz. 118: Imperfectum
Doel: je leert de vormen van het imperfectum
herkennen en vertalen.
Slide 23 - Tekstslide
Slide 24 - Tekstslide
Slide 25 - Tekstslide
Slide 26 - Tekstslide
Slide 27 - Tekstslide
Hulpboek blz. 119
Maak Ergon 11.
Slide 28 - Tekstslide
Ergon 11
1
Slide 29 - Tekstslide
Hulpboek blz. 118: Aoristus
Doel: je leert de vormen van de thematische
aoristus herkennen en vertalen.
Slide 30 - Tekstslide
Slide 31 - Tekstslide
Slide 32 - Tekstslide
Slide 33 - Tekstslide
Slide 34 - Tekstslide
Slide 35 - Tekstslide
Slide 36 - Video
Hulpboek blz. 119
Maak Erga 14 en 15.
timer
5:00
Slide 37 - Tekstslide
Ergon 14
1
Slide 38 - Tekstslide
Ergon 15
1
Slide 39 - Tekstslide
Hektor & Andromache
Taalboek blz. 58
Maak Hulpboek blz. 51,
opdr. Opdracht 20, 23, 24.
timer
20:00
Slide 40 - Tekstslide
Opdracht 20abc
a + b eigen verwerking.
c Deze tekst gaat over Hektor, zijn vrouw Andromache en hun niet bij naam genoemde zoontje.
Slide 41 - Tekstslide
Opdracht 20d
d In alinea 1 staat Andromache centraal. Zij is aan het woord van r.5 t/m r.11 en probeert met haar haar argumenten Hektor tegen te houden om weer naar de strijd te gaan.
In alinea 2 reageert Hektor op de woorden van zijn vrouw en staat hij centraal.
In alinea 3 staat het kind centraal. Het kind reageert op Hektor en daarop reageren beide ouders.
Slide 42 - Tekstslide
Opdracht 23a
a Hektor beargumenteert dat hij zichzelf te schande maakt als hij, de aanvoerder van de mannen, niet vecht. Hektor wil zijn dapperheid laten zien. Hektor zegt dat hij hen niet vrijwillig verlaat maar dat hij liever sneuvelt dat moet toekijken naar wat de Grieken met zijn vrouw en kind zullen doen.
Slide 43 - Tekstslide
Opdracht 23bc
b Bijvoorbeeld: schande: het gaat erom wat ik, Andromache, van jou vind en niet wat de mensen zullen zeggen. Het is juist een schande om ons, jouw vrouw en kind, in de steek te laten. Sneuvelen: Wij kunnen beter samen als gezin omkomen als dat ons lot is.
c Eigen verwerking.
Slide 44 - Tekstslide
Opdracht 24
a Het zoontje is niet afgebeeld.
b De kunstenaar legt het accent op het verdriet van de man en de vrouw die afscheid van elkaar nemen in de wetenschap dat ze misschien wel voor het laatst bij elkaar zijn: hij gaat de oorlog in. Dat verdriet tussen man en vrouw is voor iedereen in een oorlogssituatie herkenbaar, het kind speelt daarbij geen rol.
c Eigen verwerking.
Slide 45 - Tekstslide
Aan het werk.
Leer Hulpboek blz. 156, 1 t/m 12.
Leer Hulpboek blz. 140 t/m 148 + 150
Lees Taalbloek blz. 60.
Maak Hulpboek blz. 52, Opdracht 26 en 29.
Dit is ook huiswerk.
Slide 46 - Tekstslide
Opdracht
Ieder krijgt (ongeveer) 2 zinnen toegewezen.
Benoem ieder woord in de zin.
Bij naamwoorden: geef naamval, geslacht, getal
Bij werkwoorden: geef modus, tijd, these, aspect, persoon.
Geef bij naamwoorden de (vermoedelijke) functie in de zin, of geef aan of dit een vaste aanvulling is (waarbij?)
Slide 47 - Tekstslide
Wat heb je vandaag geleerd?
Slide 48 - Open vraag
Wat is nog onduidelijk? Waar wil je meer over weten?