Meervoudsvormen (les 11 en 12)

Meervoudsvormen (les 11 en 12)
  1. Je krijgt een quiz over de meervoudsvormen.
  2. De stof die we tot nu toe behandeld hebben, komt aan bod.
  3. Zie het als een testje voor jezelf waarmee je kan zien of je de stof al beheerst. 
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Meervoudsvormen (les 11 en 12)
  1. Je krijgt een quiz over de meervoudsvormen.
  2. De stof die we tot nu toe behandeld hebben, komt aan bod.
  3. Zie het als een testje voor jezelf waarmee je kan zien of je de stof al beheerst. 

Slide 1 - Tekstslide

Wat is het meervoud van blad?

Slide 2 - Open vraag

Wat is het meervoud van het woord theorie?
A
theoriën
B
theorieën

Slide 3 - Quizvraag

Wat is het meervoud van het woord slee?
A
sleeën
B
sleën

Slide 4 - Quizvraag

Wat is het meervoud van het woord datum?
A
data
B
datums
C
data's

Slide 5 - Quizvraag

Wat is het meervoud van het woord knie?
A
knieën
B
kniën
C
knieeën

Slide 6 - Quizvraag

Welke is fout?
A
cadeaus
B
theoriën
C
sauzen
D
fantasieën

Slide 7 - Quizvraag

Zelfstandige naamwoorden zijn woorden voor ......................

Slide 8 - Open vraag

Engelse en Franse leenwoorden zoals ''salon'' en ''shirt'' krijgen in het meervoud een .................
A
-s
B
-'s

Slide 9 - Quizvraag

Sommige woorden hebben twee meervouden. Probeer er zelf één te bedenken.

Slide 10 - Open vraag

porie
Meervoud op -iën
meervoud op -ieën
meervoud op -eën
zee
bacterie
idee
slee
drie
olie
braderie 

Slide 11 - Sleepvraag

Goede meervouden
Foute meervouden
zeeën
ponys
babies
bacteriën
boefen
baby's

Slide 12 - Sleepvraag

Waar horen de trema's te staan?
A
zeëen
B
zëeen
C
zeeën

Slide 13 - Quizvraag

Een woord dat eindigt op -heid, krijgt in het meervoud ...................

Slide 14 - Open vraag

Een woord dat eindigt op -lid, krijgt in het meervoud ...................

Slide 15 - Open vraag

perzik
A
perzikken
B
perziken

Slide 16 - Quizvraag

Wat is de meervoudsvorm van het woord avocado?

Slide 17 - Open vraag

politicus
A
politicussen
B
politici

Slide 18 - Quizvraag

Een woord dat eindigt op -icus, krijgt in het meervoud ...................

Slide 19 - Open vraag

Een woord dat eindigt op -um, krijgt in het meervoud ...................

Slide 20 - Open vraag

Er zijn woorden die geen meervoud hebben, zoals: ''zilver'' en ''heelal''. Bedenk zelf een ZN dat geen meervoud heeft.

Slide 21 - Open vraag

Wat is de meervoudsvorm van het woord bureau?

Slide 22 - Open vraag

Wat is de meervoudsvorm van het woord machine?

Slide 23 - Open vraag

Wat is het meervoud van het woord tijd?
A
tijdens
B
tijds
C
tijdsen
D
tijden

Slide 24 - Quizvraag

Wat is het meervoud van het woord tijd?
A
tijdens
B
tijds
C
tijdsen
D
tijden

Slide 25 - Quizvraag

Wat is het meervoud van het woord taxi?
A
taxies
B
taxis
C
taxien
D
taxi's

Slide 26 - Quizvraag

Wat is het meervoud van het woord oma
A
omas
B
omie
C
oma's
D
omaen

Slide 27 - Quizvraag

Schrijf de klinkers op.

Als een woord eindigt op de klinkers ........................, dan krijgt het woord in het meervoud een -'s.

Slide 28 - Open vraag

Wat is het meervoud van het woord polshorloge?

Slide 29 - Open vraag

zee
A
zeeën
B
zeën

Slide 30 - Quizvraag

fotograaf
A
fotograven
B
fotografen

Slide 31 - Quizvraag

spray
A
sprays
B
spray's

Slide 32 - Quizvraag

Er zijn woorden die geen enkelvoud hebben, zoals: ''hersenen''. Bedenk zelf een ZN dat geen enkelvoud heeft.

Slide 33 - Open vraag

cowboy
A
cowboy's
B
cowboys

Slide 34 - Quizvraag

ski
A
skiën
B
ski's

Slide 35 - Quizvraag

politicus
A
politicussen
B
politici

Slide 36 - Quizvraag

museum
A
museums
B
musea

Slide 37 - Quizvraag

cd
A
cds
B
cd-s
C
cd's
D
cd'en

Slide 38 - Quizvraag

Wat is het meervoud van het woord viezerik?

Slide 39 - Open vraag

Noteer de regel uit je aantekeningen waarover dit gaat.

Slide 40 - Tekstslide

Noteer de regel uit je aantekeningen waarover de vorige foto ging.

Slide 41 - Open vraag