Herhaling ser vs. estar

Herhaling ser vs. estar
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

Herhaling ser vs. estar

Slide 1 - Tekstslide

Wat betekent ESTAR
A
zijn
B
er is
C
wonen
D
zijn (zich bevinden)

Slide 2 - Quizvraag

Estar wordt gebruikt:
A
Om een plaats aan te duiden.
B
Om iemand te omschrijven.

Slide 3 - Quizvraag

SER wordt gebruikt:
A
Om een plaats aan te duiden.
B
Om iemand te omschrijven.

Slide 4 - Quizvraag

Estar: zich bevinden
Estar: zich bevinden
yo
él, ella, usted
 nosotros
vosotros
ellos, ustedes
estoy
estás
está
estamos
estáis
están

Slide 5 - Sleepvraag

Yo ........ holandés
A
eigenschap
B
plaats

Slide 6 - Quizvraag

Welk werkwoord gebruiken 'eigenschap'?
A
SER
B
ESTAR

Slide 7 - Quizvraag

Yo ........ holandés
A
soy
B
eres
C
es

Slide 8 - Quizvraag

Vosotros .............en Colombia
A
Eigenschap
B
plaats

Slide 9 - Quizvraag

Welk werkwoord gebruiken we 'plaats'?
A
SER
B
ESTAR

Slide 10 - Quizvraag

Vosotros .............en Colombia
A
estamos
B
estáis
C
están

Slide 11 - Quizvraag