Ser, Hay, Estar nov.2024

¡ Hola chicos !
Bienvenidos
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

¡ Hola chicos !
Bienvenidos

Slide 1 - Tekstslide

Programa de hoy
SER - ESTAR - HAY

Slide 2 - Tekstslide

Na deze les/volgende week
  • Weet je wat SER - ESTAR - HAY betekenen

  • Weet je wanneer je welk werkwoord gebruikt

  • Kan je ze zelf toepassen in korte zinnetjes

Slide 3 - Tekstslide

???????
Weten we nog wat SER en ESTAR betekenen? 

Slide 4 - Tekstslide

SER y ESTAR 
Betekenen allebei ZIJN

Maar ESTAR betekent ook 'zich bevinden', 'liggen' 
Je gebruikt estar dus bij plaatsbepalingen. 
Het vraagwoord waar (dónde) zie je vaak hierbij
Bijvoorbeeld:    
  ¿dónde está la iglesia?



Slide 5 - Tekstslide



(yo) soy
(tú) eres
(él, ella, usted) es
(nosotros/as) somos
(vosotros/as) sois
(ellos/as, ustedes) son


ik ben
jij bent
hij, zij is / u bent
wij zijn
jullie zijn 
zij zijn
Ser
Zijn

Slide 6 - Tekstslide



(yo) estoy
(tú) estás
(el, ella, usted) está
(nosotros/as) estamos
(vosotros/as) estáis
(ellos, ellas) están


ik ben, bevind mij
jij bent, bevindt je
hij, zij is / u bent , bevindt zich 
wij zijn, bevinden ons
jullie zijn, bevinden je
zij zijn, bevinden zich
Estar
Zijn
(zich bevinden, liggen)

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

 HAY
Hay verandert niet (geen enkel-of meervoud) en betekent 
ER IS, ER ZIJN 

Je hoeft dus geen rijtje te leren!!!

Slide 9 - Tekstslide

Ser, estar & hay
Las tres chicas son españolas.
 
Están en la playa. 
No hay mucha gente en la playa.
SER
ESTAR
HAY
De drie meisjes zijn Spaans. 
Zij zijn op het strand. 
Er zijn niet veel mensen op het strand.

Slide 10 - Tekstslide

Ser 
Juan es inteligente. 
identiteit
Juan is intelligent.
Ik ben een Spanjaard.
Yo soy español. 
vaste eigenschap
zijn (wie of wat?)

Slide 11 - Tekstslide

Estar 
El libro está en la mesa. 
liggen of staan
Het boek ligt op tafel. 
Waar is de bioscoop? 
¿Dónde está el cine?
el, la, los, las
zich bevinden (specifiek)

Slide 12 - Tekstslide

Estar 
¿Dónde están mis libros?
bezit
naam en/of eigenschap die verandert.
Waar zijn mijn boeken?
Pedro está enfermo.
Pedro is thuis.
zich bevinden (specifiek)

Slide 13 - Tekstslide

Hay
¿Dónde hay un restaurante 
un, una, unos, unas
Waar is er een restaurant?
Er zijn veel leerlingen.
Hay muchos alumnos
.
hoeveelheidswoord, telwoord
er is / er zijn (niet specifiek)

Slide 14 - Tekstslide

Vul de juiste vorm van SER in: Mis amigos ... holandeses.
A: es
B: eres
C: soy
D: son
A
es
B
eres
C
soy
D
son

Slide 15 - Quizvraag

Yo... deportista (sportief).
A: eres
B: soy
C: somos
D: sois
A
eres
B
soy
C
somos
D
sois

Slide 16 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van ESTAR in: Yo... enamorado (verliefd).
A: estoy
B: estás
C: está
D: estamos
A
estoy
B
estás
C
está
D
estamos

Slide 17 - Quizvraag

Hola chicos ¿dónde ...?
A: estáis
B: estamos
C: está
D: estáis
A
estáis
B
estamos
C
está
D
estás

Slide 18 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van SER, ESTAR of HAY in: Yo... inteligente
A: estoy
B: soy
C: hay
D: estáis
A
estoy
B
soy
C
hay
D
estáis

Slide 19 - Quizvraag

Hola chicos ¿cómo...?
A: sois
B: estáis
C: hay
D: estamos
A
sois
B
estáis
C
hay
D
estamos

Slide 20 - Quizvraag

¿Cuántos museos ... en Amsterdam?
A: sois
B: estamos
C: hay
D: eres
A
sois
B
estamos
C
hay
D
eres

Slide 21 - Quizvraag

Mis amigos ... en el cine.
A: son
B: eres
C: hay
D: están
A
son
B
eres
C
hay
D
están

Slide 22 - Quizvraag

Los libros __________ encima de la mesa.
A
hay
B
está
C
están
D
son

Slide 23 - Quizvraag

Carmen ________________ mi amiga.
A
hay
B
está
C
están
D
es

Slide 24 - Quizvraag

Slide 25 - Tekstslide

Practicamos
libro de trabajo
pág.41: ejercicio 15B 
pág.43: ejercicio 18

Slide 26 - Tekstslide