s.c en i.m. Injecteren VPK

Injecteren s.c. en i.m. 

1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Injecteren s.c. en i.m. 

Slide 1 - Tekstslide

Wat doen we bij injecteren?
Inbrengen van een lichaamsvreemde stof nl. een vloeibaar geneesmiddel op voorschrift van een arts d.m.v. een steriele spuit en een steriele holle naald in weefsels

Valt onder parenterale toediening.

Slide 2 - Tekstslide

Waarom injecteren?

Slide 3 - Woordweb

Doel van injecteren
Waarom injecteren?
- Snellere inwerking door snellere resorptie
- Lokale inwerking
- Als de toediening langs orale weg niet mogelijk is

- Genezend
- Verdovend
- Voorkomend

Slide 4 - Tekstslide

Nadelen injecteren

  • behandeling kost tijd
  • pijnlijk
  • ontstaan infectie/ irritatie
  • beschadiging bloedvaten en zenuwen
  • weefselbeschadiging/ infiltratie

Slide 5 - Tekstslide

Op welke manieren kan je injecteren?

Slide 6 - Open vraag

Verschillende toedieningsvormen

Slide 7 - Tekstslide

Bij subcutaan injecteren injecteer je...
A
In de spier
B
in de huid
C
in een ader
D
in het onderhuids bindweefsel

Slide 8 - Quizvraag

Als ik denk aan s.c. injecteren, dan denk ik aan.....

Slide 9 - Woordweb

            Subcutane injectie
Een subcutane injectie geef je in het onderhuis bind- of vetweefsel, de subcutis.
Opgenomen door bloedvaatjes in het vetweefsel.

Voorbeelden van geneesmiddelen die subcutaan worden gegeven zijn heparine en insuline.

Slide 10 - Tekstslide

Subcutane injectie

Slide 11 - Tekstslide

Bij welke injectie kan je 45 en 90 graden injecteren?
A
intramusculair
B
subcutaan
C
intraveneuze
D
insuline injectie

Slide 12 - Quizvraag

Slide 13 - Video

Specifieke aandachtspunten
  • Niet masseren
  • De juiste injectieplaats bepalen
  • Roteren, minimaal 1 cm van vorige injectieplaats verwijderd
  • Hoeveelheid in te kunnen spuiten medicatie beperkt (2 ml)

Slide 14 - Tekstslide

Complicaties
  • Abcesvorming
  • Weefselnecrose
  • Allergische reactie
  • Spuitplekken (lipo's)

Slide 15 - Tekstslide

         Injectieplaats bepalen
Voorkeurslocaties voor het geven van een subcutane injectie zijn:

  • de vetkussentjes aan de buitenzijde van de bovenarm;
  • het vet aan de buitenkant van het bovenbeen;
  • het vet op de buik, rondom de navel;
  • de billen / flanken 

Slide 16 - Tekstslide

Welke techniek kun je het best toepassen wanneer je een subcutane injectie moet toedienen aan een oudere, magere zorgvrager?
A
Rangeertechniek
B
Huidplooitechniek
C
Loodrechttechniek

Slide 17 - Quizvraag

                 Je prikt niet in..

  • gebied met oedeem/trombose;
  • verlamde ledematen;
  • ledematen met infuus of shunt;
  • te opereren of geopereerd gebied;
  • ontstoken gebied;
  • wondjes of eczeem;
  • het gebied rond een stoma;
  • de buurt van grote bloedvaten;
  • bestraald gebied.

Slide 18 - Tekstslide

Als ik denk aan i.m. injecteren, dan denk ik aan...

Slide 19 - Woordweb

Intramusculair injectie
  • Bij een i.m. injectie dien je een geneesmiddel toe in de spier. 
  • Opgenomen via kleine bloedvaatjes in de spier.
  • De opname verloopt sneller dan bij een subcutane injectie.
  • Een grotere hoeveelheid kan ingespoten worden (max. 5 ml)
  • Inbrengen irriterende stoffen (bijv. AB)
  • 2 technieken toepasbaar.

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Specifieke aandachtspunten
  • Houd de injectiespuit altijd vast alsof het een pen is. 
  • De zuiger terugtrekken na het injecteren. 
  • Medicijnen langzaam injecteren.
  • Prikplek wisselen maar niet mbt locatie/spier

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

Complicaties
  • Hematoomvorming
  • Aanprikken van een bloedvat 
  • Aanprikken van de grote beenzenuw                                    (nervus ischiadicus)

Slide 24 - Tekstslide

Op welke plaatsen mag je intramusculair injecteren?
A
buik, bovenbeen en bil
B
bovenarm, bil en buik
C
bovenarm, bilspier, bovenbeen
D
onderarm, bilspier en bovenbeen

Slide 25 - Quizvraag

Injectieplaats bepalen

Intramusculaire injecties moet je toedienen in een spier met voldoende spiermassa:

  • de bovenarmspier (musculus deltoideus)
  • de bilspier (musculus gluteus maximus)
  • de bovenbeenspier (musculus rectus femoris)

Slide 26 - Tekstslide

Je prikt niet in..

  • gebied met oedeem/trombose;
  • verlamde ledematen;
  • ledematen met infuus of shunt;
  • te opereren of geopereerd gebied;
  • ontstoken gebied;
  • wondjes of eczeem;
  • het gebied rond een stoma;
  • de buurt van grote bloedvaten;
  • bestraald gebied.

Slide 27 - Tekstslide

Waarvoor dient de rangeertechniek bij het i.m. injecteren?
A
niet terugvloeien medicatie
B
minder beschadiging aan huid
C
niet lekken van bloed
D
rangeertechniek gebruik je bij s.c. injectie

Slide 28 - Quizvraag

Wanneer moet je de huid desinfecteren?
A
altijd
B
alleen bij verminderde weerstand
C
alleen na het injecteren
D
nooit

Slide 29 - Quizvraag

Wat te doen bij prikaccident? 
  • Protocol prikaccident hanteren
  • Laat de wond goed doorbloeden en uitspoelen onder de   kraan
  • Desinfecteren
  • Aard accident beoordelen of er een risico bestaat op     infectie (hygiënist, bedrijfsarts)

Slide 30 - Tekstslide

 Tot slot..
Altijd veilige naalden gebruiken!
Sinds 2013 verplicht!

Slide 31 - Tekstslide