Herhalen hoofdstuk 3 (les 13 di)

Welkom!
Leg alvast klaar:
  • je iPad (dicht)
  • je leerwerkboek
  • je etui
De les start en je bent stil:
timer
1:00
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

Welkom!
Leg alvast klaar:
  • je iPad (dicht)
  • je leerwerkboek
  • je etui
De les start en je bent stil:
timer
1:00

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  • Herhalen hoofdstuk 3
  • Werkmoment
  • Quizlet woorden 3.5
  • Afsluiten van de les


Toets: 
maandag 7 februari

Slide 2 - Tekstslide

Grammatica 3.7
Je kunt het persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord aanwijzen.
Zie schema pagina 67.

Je kunt de telwoorden aanwijzen. Zie pagina 70.

Je kunt de werkwoorden zww en hww aanwijzen. Zie pagina 70.

Slide 3 - Tekstslide

psv: persoonlijk voornaamwoord
Je hoeft niet te weten of het de onderwerpsvorm 
of de voorwerpsvorm is, de rest wel!
Kees heeft een vriendin. Zij heet Kim.

Slide 4 - Tekstslide

Bezittelijk voornaamwoord (bzv)
Dat is mijn idee.

Slide 5 - Tekstslide


Hoofdtelwoorden (htw)
 => hoeveelheid.

Ik heb er....
  • drie
  • zevenhonderd
  • veel
  • (een) paar

Rangtelwoorden (rtw)
=> rangorde

Ik ben de  .... in de rij.
  • eerste
  • middelste
  • laatste
  • zoveelste
Telwoorden (tw / p. 70)

Slide 6 - Tekstslide

werkwoord (zww en hww)
Ik ontbijt met bruine boterhammen.

Zou jij even willen proeven?

zww: met betekenis, 1 per zin, kun je niet weglaten
hww: geen betekenis, kan meerdere per zin, kun je weglaten

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

We hebben de hele dag gesport.
A
gesport = hww hebben = zww
B
gesport = zww hebben = hww

Slide 9 - Quizvraag

Slide 10 - Video

Ik heb vorige week
mijn verjaardag gevierd.
A
heb = zww gevierd = hww
B
heb = hww gevierd = zww

Slide 11 - Quizvraag

Slide 12 - Video

Zij wil later clown worden.
A
wil = hww worden = kww
B
wil = kww worden = hww

Slide 13 - Quizvraag

Benoem de werkwoorden in de zin.
Ik kan niet meer verder lopen.
A
kan=hww lopen=zww
B
kan=zww lopen=zww
C
kan=zww lopen=hww
D
kan=hww lopen=hww

Slide 14 - Quizvraag

Spelling 3.8
Je weet wanneer je hoofdletters moet schrijven.
Ook theorie daarvan kennen. pagina 78.

Je kunt de persoonsvorm verleden tijd goed spellen.
Gebruik het schema op pagina 250. Dit schema mag je er niet bijhouden bij de toets. Oefenen met Versterk jezelf.

Slide 15 - Tekstslide

Woorden 3.5
Je kent de betekenis van de woorden op pagina 52.
Je kunt er een zin mee maken.

Het is een aandoenlijk, jong hertje.

Je kunt met een woordenboek werken (theorie p. 59)

Slide 16 - Tekstslide

Werkmoment: maken
Maak Test jezelf van 3.7.

Stel vragen over hoofdstuk 3.

12.20 uur Quizlet live 3.5
timer
10:00

Slide 17 - Tekstslide

Woorden 3.5

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Link

Afsluiting
  • Donderdag herhalen hoofdstuk 4. 

Slide 20 - Tekstslide

Woorden 4.5

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Link