Leesvaardigheid, woordenschat en schrijfvaardigheid Toets hoofdstuk 4+5 (SE week).
Slide 2 - Tekstslide
Vandaag
Huiswerk bespreken
- afmaken opdracht 8 en 9 blz. 70-71 en 3a en 5 blz. 74-75
- Hoe staat het met 'Bingo met de oudjes' ?
- Werken aan BoekenPitch
Slide 3 - Tekstslide
Huiswerk bespreken - spelling
Slide 4 - Tekstslide
Blz. 74
Slide 5 - Tekstslide
Blz. 75
Slide 6 - Tekstslide
3.7 Grammatica
In deze paragraaf leer je:
Telwoorden
Het verschil tussen zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord.
Slide 7 - Tekstslide
3.7 Grammatica - Telwoord (blz. 70)
Telwoorden (tw) kun je verdelen in hoofdtelwoorden (htw) en rangtelwoorden (rtw).
Hoofdtelwoorden geven een hoeveelheid aan: drie, zevenhonderd, weinig, veel
Rangtelwoorden geven een rangorde aan: eerste, middelste, laatste, meeste
Slide 8 - Tekstslide
3.7 Grammatica - zelfstandigww en hulpww(blz. 70)
Het belangrijkste werkwoord van het werkwoordelijk gezegde noem je eenzelfstandig werkwoord (zww). Staan er meer werkwoorden in het gezegde, dan zijn dat hulpwerkwoorden (hww).
Bijvoorbeeld:
Een veganist eet vlees noch vis.
Ik heb een salade gemaakt.
Zou jij even willenproeven?
Slide 9 - Tekstslide
3.5 Aan de slag
Maak opdracht 6, 8 en 9 blz. 70-71
Maak opdracht 3a en 5 blz. 74-75
Klaar? Verder met je BoekenPitch
Morgen ook Bingo met de oudjes bespreken (15 mei)
Slide 10 - Tekstslide
Wat je moet weten voor de toets.
De verschillende tekstdoelen, tekstsoorten en voorbeelden kennen (zie B. blz. 248).
De voorbeelden van informatieve teksten (nieuwsbericht, uiteenzetting, instructie, interview) (A. H2)
Objectieve en subjectieve informatie herkennen. (H2/H3)
Verschil mening en feiten
Wat een kernzin (belangrijkste zin in een alinea) en toelichting daarop is. (uitleg en voorbeelden)
Weten wat een betoog is, en hoe je dit herkent. (H3)