Thema 5 - week 2- les 3

Thema 5 - week 2- les 3
Doel: de persoonsvorm vinden 
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpellingBasisschoolGroep 6

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Thema 5 - week 2- les 3
Doel: de persoonsvorm vinden 

Slide 1 - Tekstslide

Herhalen: 
Bijvoeglijke naamwoorden 

Slide 2 - Tekstslide

Typ de zin met een bijvoeglijk naamwoord:

Vorige week kocht Merel een ...... broek.

Slide 3 - Open vraag

Typ de zin met een
Aardrijkskundig bijvoeglijk naamwoord:
Vorige week kocht Merel een ...... broek.

Slide 4 - Open vraag

Typ de zin met een
stoffelijk bijvoeglijk naamwoord:
Vorige week kocht Merel een ...... broek.

Slide 5 - Open vraag

Herhalen: 
Leestekens

Slide 6 - Tekstslide

Waar staan de leestekens (dubbele punt en uitroepteken) goed?

meester bram zegt hoi
A
Meester Bram roept: 'Hoi'!
B
Meester Bram roept 'hoi!'
C
Meester Bram roept; 'Hoi'!
D
Meester Bram roept: 'Hoi!'

Slide 7 - Quizvraag

Bij welke zin staan de leestekens correct?
A
Juf roept: 'Vandaag is het paasontbijt!'
B
Juf roept: 'Vandaag is het paasontbijt'!
C
Juf roept: 'Vandaag is het paasontbijt'.
D
Juf: roept 'Vandaag is het paasontbijt!'

Slide 8 - Quizvraag

Bij welke zin staan de hoofdletters en leestekens correct?
A
Mijn neef vraagt: 'Wil jij mijn flesje openmaken'?
B
Mijn neef vraagt 'Wil jij mijn flesje openmaken?'
C
Mijn neef vraagt: 'wil jij mijn flesje openmaken?'
D
Mijn neef vraagt: 'Wil jij mijn flesje openmaken?'

Slide 9 - Quizvraag

Bij welke zin staan de hoofdletters en leestekens correct?
A
Marie-Line: 'zegt ik ga graag naar NAC.'
B
Marie-Line zegt: 'Ik ga graag naar NAC.'
C
Marie-Line zegt: 'Ik ga graag naar NAC'.
D
Marie-Line zegt ik ga graag naar NAC.

Slide 10 - Quizvraag

Bij welke zin staan de hoofdletters en leestekens correct?
A
In noord-Brabant spreken ze brabants.
B
In Noord-Brabant spreken ze Brabants.
C
In Noord-Brabant spreken ze brabants.
D
In Noord-brabant spreken ze brabants.

Slide 11 - Quizvraag

Bij welke zin staan de hoofdletters en leestekens correct?
A
's Morgens spreken we een uur lang engels.
B
'S morgens spreken we een uur lang Engels.
C
's Morgens spreken we een uur lang Engels.
D
's morgens spreken we een uur lang Engels.

Slide 12 - Quizvraag

Herhalen: 
Werkwoordspelling

Slide 13 - Tekstslide

Maaike ......... (vragen t.t.) de juf om uitleg.

Slide 14 - Open vraag

Ik ...... (dragen t.t.) de tas naar school.

Slide 15 - Open vraag

Waarom ...... (geven t.t.) je de bal niet aan mij terug?

Slide 16 - Open vraag

Daarom ........ (halen t.t.) het meisje de krant op bij de buurman.

Slide 17 - Open vraag

Jullie ...... (beantwoorden t.t.) de vraag onjuist.

Slide 18 - Open vraag

Dictee
Typ het woord

Slide 19 - Tekstslide

Typ het woord:

Slide 20 - Open vraag

Typ het woord:

Slide 21 - Open vraag

Typ het woord:

Slide 22 - Open vraag

Typ het woord:

Slide 23 - Open vraag

Typ het woord:

Slide 24 - Open vraag

Typ het woord:

Slide 25 - Open vraag

Thema 5 - week 2- les 3
Doel: de persoonsvorm vinden 

Slide 26 - Tekstslide

Hoe vind je de persoonsvorm?

Slide 27 - Woordweb

De persoonsvorm van deze zin is:

De kinderen vinden de persoonsvorm in deze zin.

A
kinderen
B
vinden
C
persoonsvorm
D
deze

Slide 28 - Quizvraag

De persoonsvorm van deze zin is:

Gisteren was het heerlijk weer om buiten te spelen.

A
Gisteren
B
heerlijk weer
C
buiten
D
was

Slide 29 - Quizvraag

Slide 30 - Tekstslide