4e examentraining 3F 1.4 Opbouw en indeling van een tekst

Centraal examen Lezen & Luisteren 3F
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1,3,4

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Centraal examen Lezen & Luisteren 3F

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
Huiswerk
Controleren hoe het gaat.

Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
  • Nieuwe theorie: 1.4 Opbouw van een tekst
Voor wie wil: we gaan klassikaal oefenen met een tekst, waarbij alleen vragen zijn die gaan over de hoofdstukken:
  • 1.1 Tekstdoel 
  • 1.2 Hoofdgedachte/onderwerpen 
  • 1.3 Betrouwbaarheid van een tekst.


Slide 3 - Tekstslide

Nieuwe theorie

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Effect van signaalwoorden in een tekst
Jan gaat binnenkort werken. Hij is klaar met zijn studie. Hij vond het studentenleven mooi. Er breekt een tijd aan van minder lol en meer structuur. De ex-student zal zijn studievrienden minder zien. We zullen hem niet zo vaak in de kroeg aantreffen. Er gaat veel veranderen in zijn leven.

Jan gaat binnenkort werken, want hij is klaar met zijn studie. Hij vond het studentenleven mooi, maar nu breekt een tijd aan van minder lol en meer structuur. Ook zal de ex-student zijn studievrienden minder zien. We zullen hem vast niet meer zo vaak in de kroeg aantreffen. Kortom, er gaat veel veranderen in zijn leven.

Slide 7 - Tekstslide

Door signaalwoorden te gebruiken wordt de tekst prettiger om te lezen + de betekenis ervan wordt duidelijker.

Slide 8 - Tekstslide

Wat is het signaalwoord in deze zin?

Ik lees elke dag de krant, zodat ik op de hoogte ben.

Slide 9 - Open vraag

Welk tekstverband geeft ZODAT aan?

Ik lees de krant elke dag, zodat ik op de hoogte ben.
A
een reden/argument
B
een tegenstelling
C
een conclusie
D
een oorzaak/gevolg

Slide 10 - Quizvraag

Welk tekstverband is er in deze zin?

Het is warm buiten, toch heb ik het koud.
A
een voorbeeld
B
een tegenstelling
C
een samenvatting
D
een opsomming

Slide 11 - Quizvraag

Wat is het tekstverband in deze zin?

Je krijgt vrijstelling voor het maken van de toetsen, als je dit schooljaar een diploma haalt.
.
A
een voorbeeld
B
een tegenstelling
C
een voorwaarde
D
een opsomming

Slide 12 - Quizvraag

Stappenplan 'ontleden van de tekst'
  1. Je krijgt eerst wat algemene vragen. (klassikaal, iedereen)
  2. Daarna krijg je de tekst + vragen (klassikaal, eigen keuze)
  3. De antwoorden bespreken we in LessonUp.

Slide 13 - Tekstslide

Waar vind je meestal het onderwerp en de hoofdgedachte van een tekst?
A
in de inleiding en het kern van de tekst
B
in de inleiding en het slot van de tekst
C
in de titel en inleiding van de tekst
D
in het middenstuk en het slot van de tekst

Slide 14 - Quizvraag

Wat is de hoofdgedachte van een tekst?
A
Het bevat het belangrijkste nieuws van een nieuwsbericht.
B
Het vat de getailleerde inhoud in zinnen samen.
C
Het vertelt de kortst mogelijke versie van een samenvatitng.

Slide 15 - Quizvraag

Wat is het belangrijkste doel van de folder: Belastingaangifte, hoe doe ik dat?
A
informeren
B
instrueren
C
overhalen
D
overtuigen

Slide 16 - Quizvraag

Twee voorbeelden van een tekst met als doel OVERTUIGEN zijn:
A
Een bijdrage op een internetforum over koken.
B
Een folder over de opleiding tot automonteur.
C
Een gebruiksaanwijzing over het vervangen van een distributieriem.
D
Een verslag van een politieke bijeenkomst.

Slide 17 - Quizvraag

Welke twee teksten zijn het meest betrouwbaar?
A
De bijsluiter bij een penicillinekuur.
B
De beste actiefilm: Dark Knight. (internet: Film Vandaag)
C
Duurzame houtvervangers leveren meer winst op. (vaktijdschrijft: Bouw Totaal)
D
Artikel: Jan Smit thuis aan de COSTA (tijdschrift: Privé )

Slide 18 - Quizvraag

Welke uitspraken zijn juist?

Informatie in een tekst is betrouwbaarder als ....
A
de bron belang heeft bij de voorstelling van zaken.
B
de bron verstand heeft van zaken.
C
de bron van de tekst bekend is.
D
de informatie ouder is dan één week.

Slide 19 - Quizvraag

Wat is het MINST belangrijk bij het bepalen van de betrouwbaarheid van een tekst?
A
hoe de tekst is opgemaakt
B
of de tekst uit feiten bestaat
C
wat het doel van de tekst is
D
wie de tekst heeft egschreven

Slide 20 - Quizvraag

Doe je mee aan het klassikaal analyseren van een tekst (9 vragen)?
JA
NEE

Slide 21 - Poll

JA: je krijgt deze tekst.
Nee: maken opdr. 2 + 4 &
EXAMENSPRINT
timer
9:00

Slide 22 - Tekstslide

Wat is het onderwerp van de tekst?
A
doodsoorzaak Lucy
B
reconstructie Lucy
C
vondst skelet
D
wereldberoemd fossiel

Slide 23 - Quizvraag

Wat is het doel van deze tekst?
A
informeren
B
instrueren
C
overhalen
D
overtuigen

Slide 24 - Quizvraag

Waarom kreeg het fossiel de naam Lucy?
A
Ze is vernoemd naar een nummer van de Beatles,
B
Ze is vernoemd naar de vrouw van de onderzoeker die de botten vond.
C
Ze is vernoemd naar een nummer dat werd gedraaid om moment van de vondst.
D
In het Beatles-nummer Lucy werd gezongen over de eerste oervrouw.

Slide 25 - Quizvraag

In alinea 4 staat:
'ze stonden onder meer door....' Waarnaar verwijst 'ze'?
A
het aapmensje
B
de breuken
C
de documentatie
D
de fossielen

Slide 26 - Quizvraag

In alinea 8 staat: 'De uitkomsten van het onderzoek door de Texaanse onderzoekers worden niet voor zoete koek geslikt.'
Wat bedoelt de schrijver hiermee?
A
Andere mensen geloofden het resultaat niet zomaar
B
Andere mensen wisten zeker dat de uitkomsten niet klopten.
C
De uitkomsten van het onderzoek verbaasden andere mensen.
D
Onderzoekers hebben andere bewijzen gevonden.

Slide 27 - Quizvraag

Om welke redenen twijfelen andere onderzoekers aan het resultaat van de Texaanse onderzoekers?
A
De meeste breuken zijn ontstaan in de afgelopen 40 jaar.
B
Er werd maar 40% van het skelet gevonden.
C
Lucy was het klimmen verleerd, dus ze kon niet hoog in een boom klimmen.
D
Ze hebben zich alleen gericht op breuken die gekoppeld konden worden aan de val.

Slide 28 - Quizvraag

Wat is de hoofdgedachte van de tekst?
(kijk op je papier)
A
Amerikaanse wetenschappers ..... is gekomen.
B
Een wereldberoemd fossiel .... uit een boom.
C
Het wereldberoemde fossiel ...... is Lucy genoemd.
D
Wetenschappers denken antwoord ..... is omgekomen.

Slide 29 - Quizvraag

Welke uitspraak is juist?
Deze tekst is ....
(kijk op je papier)
A
betrouwbaar, omdat ...AD...
B
betrouwbaar, omdat .....resultaten worden gegeven.
C
niet betrouwbaar, omdat ....uitkomst .... in twijfel....
D
niet betrouwbaar, want ...niet controleren....resultaten....

Slide 30 - Quizvraag

In de inleiding staat de vraag: Hoe is oervrouw Lucy overleden?
Wat is het antwoord volgens de onderzoeker die Lucy heeft gevonden in 1974?
A
Er is geen definitief bewijs gevonden voor de doodsoorzaak.
B
Er wordt geen antwoord op de vraag gegeven.
C
Lucy zou fatale botbreuken hebben door een vol van hoge hoogte.
D
Om er achter te komen hoe ze is overleden, is er een tijdmachine nodig.

Slide 31 - Quizvraag

Einde van de les.
Fijne vakantie

Slide 32 - Tekstslide