OSP - lesweek 3

Vak: Sociaal netwerk (Naastbetrokkenen)
Semester: 3
Docenten: Ghizlane Benhammou & Zainab Zerty
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
WelzijnMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Vak: Sociaal netwerk (Naastbetrokkenen)
Semester: 3
Docenten: Ghizlane Benhammou & Zainab Zerty

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doelen
  • Introductie ondersteuningsplan
  • Aan het einde van de les weet je welke rechten cliënten allemaal hebben
  • Aan het einde van de les weet je welke 2 soorten gegevens we hebben
  • Aan het einde van de les weet je de voordelen van een digitale ondersteuningsplan
  • Aan het einde van de les weet je wat de 7 levensgebieden inhouden
  • De student beschrijft de verschillende bronnen waaruit informatie is verzameld

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De verpleeg-, verzorgingshuizen en thuiszorgorganisaties (VVT) hanteren het begrip zorgleefplan, de gehandicaptenzorg spreekt van ondersteuningsplan en in de ggz noemt men het begeleidingsplan.


Het ondersteuningsplan is een schriftelijke weergave van het geheel van afspraken en doelen in de ondersteuning tussen een cliënt en een zorgaanbieder.



Het ondersteuningsplan:
  • Is begrijpelijk, overzichtelijk, persoonlijk, flexibel en toekomstgericht;
  • Sluit aan bij de wensen van de cliënt;
  • Bevordert de eigen regie, zelfredzaamheid en kwaliteit van bestaan;
  • Is toegankelijk voor de cliënt.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Je hebt als begeleider veelal de regie over het ondersteuningsplan. Je hebt daarbij de volgende taken:


  1.  Vooraf voer je gesprekken met de cliënt om de ondersteuningsbehoeften in beeld te brengen. 
  2. Wanneer het ondersteuningsplan vaststaat, start de uitvoering van de geplande ondersteuning. 
  3. Je bent ook verantwoordelijk voor een juiste rapportage over de voortgang.
  4. Je hebt een signalerende rol: als een doel niet gehaald kan worden of er verandert tussentijds iets, dan pas je dat aan in het ondersteuningsplan.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies






Zelfregie:
gaat om zelf bepalen en beslissingen nemen: ‘Wat wil ik?’


Eigen kracht: gaat om wat iemand zelf of samen met zijn omgeving kan: ‘Wat kan ik?’



Zelfredzaamheid:  gaat om zelfstandig kunnen meedoen en zelf dingen kunnen regelen: ‘Wat heb ik (nog) nodig?’



Eigen verantwoordelijkheid: gaat om zelf moeten of mogen: ‘Wat moet ik of wat mag ik zelf doen?

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stappen n het ondersteuningsproces 
PDCA cyclus
1. Plan
2. Do
3. Check
4. Act

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leefgebieden
Ondersteunende vragen tijdens het gesprek 

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeelden van informatiebronnen:
  • de cliënt zelf;
  • de familie of naasten;
  • andere professionals;
  • observatie;
  • eventueel het dossier.

Je moet de gekregen informatie vastleggen en ALTIJD als bijlage in je ondersteuningsplan zetten (gespreksverslag, observatieverslag).
Verzamelen van informatie
Beschrijft de verschillende bronnen waaruit informatie is verzameld

Slide 8 - Tekstslide

De cliënt zelf :
In het eerste gesprek komen de volgende onderwerpen aan de orde:
- Wat is de (ziekte)geschiedenis van deze cliënt?
- Hoe ziet de cliënt zichzelf? Wat is zijn persoonlijk verhaal: wie is de cliënt, wat vindt hij belangrijk?
- Wat kan de cliënt vertellen over zijn wensen, beperkingen, klachten en problemen?
- Wat is zijn ondersteuningsvraag: welke zorg/begeleiding heeft de cliënt nodig?
- Welke risico’s zijn er op het gebied van gezondheid of andere levensgebieden?

De familie of naasten :
Niet alle cliënten kunnen zelf goed hun verhaal doen. Daarom kan informatie uit het netwerk van de cliënt, bijvoorbeeld familie en vrienden, een belangrijke aanvulling zijn.
Andere professionals
Als een cliënt al zorg of ondersteuning van anderen ontvangt, kunnen zij soms aanvullende informatie geven, bijvoorbeeld de huisarts.

Observatie :
Niet alleen wat de cliënt of mantelzorger vertelt is belangrijk, maar ook wat jij zelf of je collega’s waarnemen over welke zorg en ondersteuning iemand nodig heeft.
- Hoe uit de cliënt zich verbaal en non-verbaal?
- Welke aanwijzingen/signalen zijn er?
- Hoe ziet zijn huis/leefomgeving eruit?
- Hoe is het gesteld met de lichamelijke verzorging?

Dossier :
Vaak kun je je ook een beeld vormen aan de hand van beschikbare informatie uit het (elektronische) dossier. Daarin vind je vaak de medische gegevens en voorgeschiedenis, een levensloopverslag en begeleidings- of behandelverslagen

Het ondersteuningsplan komt tot stand door de cliënt, hulpverlener en sociaal netwerk. Daarom heb je meerdere bronnen nodig 
Gegevens verzamelen 
Je hebt 2 soorten gegevens die je verzamelt:
  • Constante gegevens: Hier zal de informatie niet veranderen
  • Variabele gegevens: deze gegevens kunnen van dag tot dag verschillen
Het papieren begeleidingsplan in een map wordt steeds vaker vervangen door een digitaal plan (dossier). De cliënt kan met een digitaal ondersteuningsplan ook gemakkelijk zelf aan de slag door het aanvinken van keuzemogelijkheden.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  • Welke gesprekstechnieken zijn er?
  • Weke gespreksvaardigheden is er nodig?
  • Hoe luister je actief naar iemand?
  • Waarom gebruik maken van verbaal en non- verbaal?
Gesprekken voeren 

Slide 10 - Tekstslide

- gesprekstechnieken:
Actief luisteren
LSD (luisteren samenvatten doorvragen)
motiverende gespreksvoering

Actief luisteren houdt in, dat je:
-hoort wat de ander zegt, maar ook hoort hoe de ander iets zegt; 
ziet hoe de ander erbij kijkt, hoe hij zit en welke non-verbale signalen hij uitzendt; 
- je inleeft in de situatie van de ander, even in de huid van die ander probeert te kruipen;
- luistert naar wat de ander echt bedoelt te zeggen;

Motiverende gespreksvoering 

Motivatie is afgeleid van het Latijnse werkwoord ‘movere’: ‘In beweging brengen’. Dat is precies wat hulpverleners met motiverende gespreksvoering proberen te bereiken: cliënten in beweging brengen om hun levenswijze te veranderen.


Je gaat op zoek naar de motivatie van de cliënt (intrinsieke motivatie)


Motivatie is afhankelijk van drie componenten:
Willen: het belang van verandering inzien
Kunnen: het hebben van vertrouwen in verandering
Klaar zijn: het stellen van prioriteiten


Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies




Er zijn vier principes die als een rode draad door de methode ‘motiverende gespreksvoering’ lopen:

  • Wees empathisch
  • Ontwikkelen van discrepantie
  • Meeveren met weerstand
  • Ondersteunen van eigen effectiviteit

Slide 12 - Tekstslide

Er zijn vier principes die als een rode draad door de methode ‘motiverende gespreksvoering’ lopen:
- Wees empathisch: het gaat om daadwerkelijk inleven in de cliënt en niet doen alsof.
- Ontwikkelen van discrepantie: discrepantie verwijst naar de spanning (tegenstrijdigheid) tussen het huidige en het gewenste gedrag. Het gaat om de bewustwording van de cliënt.
- Meeveren met weerstand: vermijd discussie of argumentatie. Veer mee met de weerstand en zie dit als een kans.
- Ondersteunen van eigen effectiviteit: het gaat er hierbij om dat je het geloof in eigen kunnen ondersteunt en versterkt. - Eigen effectiviteit is een directe voorspeller van gedragsverandering.

Slide 13 - Video

Deze slide heeft geen instructies

  • Hoe moet je observeren?
  • Welke observatiemethoden zijn er?
  • Welke observatietechnieken zijn er?
  • Welke hulpmiddelen kan je gebruiken om te observeren?
  • Hoe ziet een observatieverslag eruit?
Gebruik het format voor een observatieverslag.
Observeren 

Slide 14 - Tekstslide

Observeren doe je door te waarnemen met je zintuigen

- observatiemethode: Participeren, niet participeren, gestructureerd, niet gestructureerd

- Observatietechniek:  continu observatie, time sampling, event sampling

- Hulpmiddelen: Turfsysteem, zintuigen, computer, spelmaterialen. 

- Observatieverslag: eerst inleiding vervolgens uitslagen en als laatst de conclusie. 
Als een cliënt zelf dingen mag bepalen of beslissen is dit een vorm van...
A
Eigen verantwoordelijkheid
B
Zelfregie
C
Zelfredzaamheid

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een cliënt gaat zelfstandig met het openbaar vervoer om naar de bibliotheek te gaan.
Onder welke van de onderstaande termen past dit voorbeeld het meest?
A
Eigen kracht
B
Zelfregie
C
Zelfredzaamheid
D
Eigen verantwoordelijkheid

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Rechten en plichten 
  • Recht op toestemming: Een hulpverlener moet aan een cliënt die ouder is dan 16 jaar en wilsbekwaam is, toestemming vragen voor de inhoud van het plan.

  • Recht op informatie: Voordat een cliënt toestemming geeft voor het ondersteuningsplan of een wijziging ervan. moet hij eerst door de hulpverlener worden geïnformeerd. Daarbij moet de hulpverlener rekening houden met het niveau en taalbegrip van de cliënt.

  • Recht op privacy: Een cliënt moet erop kunnen rekenen dat niet iedereen zomaar inzage heeft in zijn ondersteuningsplan en dat de hulpverleners zorgvuldig met gevoelige informatie omgaan. Je hebt namelijk een geheimhoudingsplicht. Dit wil zeggen dat je persoonlijke informatie over de cliënt niet mag delen met anderen die niet bij de zorg of hulp betrokken zijn, behalve als er een wettelijke verplichting is om die informatie te delen.

  • Recht op inzage: Elke cliënt heeft het recht om zijn ondersteuningsplan in te zien.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk voor les 3

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies