Oefenen PTA
1 / 22
Lesduur is: 20 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Je leest een nieuwsbericht. Met welk doel is dat bericht geschreven?
A
informeren
B
activeren
C
overtuigen
D
amuseren
Slide 2 - Quizvraag
Je leest een recensie over een nieuwe game. Met welk doel is die tekst geschreven?
A
informeren
B
activeren
C
overtuigen
D
amuseren
Slide 3 - Quizvraag
Je ziet een advertentie van de nieuwste iPhone. Met welk doel is die advertentie geschreven?
A
informeren
B
activeren
C
overtuigen
D
amuseren
Slide 4 - Quizvraag
Bij welk verband hoort het signaalwoord 'maar'?
A
conclusie
B
tegenstelling
C
opsomming
D
reden/argument
Slide 5 - Quizvraag
lees titels, bekijk plaatjes, lees inleiding/slot, bekijk bron en anders gedrukte woorden
Lees alle alinea's
Lees de hele tekst een paar keer
nauwkeurig lezen
verkennend lezen
studerend lezen
Slide 6 - Sleepvraag
Welk signaalwoord hoort niet bij het verband 'reden/argument'?
A
omdat
B
maar
C
want
D
daarom
Slide 7 - Quizvraag
Welk signaalwoord hoort niet bij het verband 'conclusie'?
A
dus
B
kortom
C
dan ook
D
bovendien
Slide 8 - Quizvraag
Bij welk verband horen de signaalwoorden: en, ook, bovendien?
A
conclusie
B
reden/argument
C
opsomming
D
tegenstelling
Slide 9 - Quizvraag
Noem 2 manieren om een tekst in te leiden.
Slide 10 - Open vraag
Wat is een hoofdgedachte?
A
De belangrijkste zin van een alinea
B
De belangrijkste zin uit de inleiding
C
Een samenvatting van de tekst in één zin
D
De mening van de schrijver.
Slide 11 - Quizvraag
Noem een manier om de tekst af te sluiten.
Slide 12 - Open vraag
Als je het onderwerp van een tekst wilt zoeken stel je de vraag:
A
Waar gaat de tekst over?
B
Wie heeft de tekst geschreven?
C
Waar komt de tekst vandaan?
D
Wie of wat + gezegde?
Slide 13 - Quizvraag
Welk doel hoort er bij de tekst hiernaast?
A
informeren
B
activeren
C
amuseren
D
overtuigen
Slide 14 - Quizvraag
Welk doel hoort er bij de tekst hiernaast?
A
informeren
B
activeren
C
amuseren
D
overtuigen
Slide 15 - Quizvraag
Welk signaalwoord herken je?
Hij baalt, omdat hij een onvoldoende heeft.
Hij baalt, omdat hij een onvoldoende heeft.
Slide 16 - Open vraag
Welk verband herken je?
Hij baalt, omdat hij een onvoldoende heeft.
Hij baalt, omdat hij een onvoldoende heeft.
A
opsomming
B
tegenstelling
C
reden/argument
D
conclusie
Slide 17 - Quizvraag
Welk signaalwoord herken je?
Hij moet dus beter leren.
Hij moet dus beter leren.
Slide 18 - Open vraag
Welk verband herken je?
Hij moet dus beter leren.
Hij moet dus beter leren.
A
opsomming
B
tegenstelling
C
reden/argument
D
conclusie
Slide 19 - Quizvraag
Welk signaalwoord herken je?
Leerlingen, docenten en ouders zijn uitgenodigd voor het feest.
Leerlingen, docenten en ouders zijn uitgenodigd voor het feest.
Slide 20 - Open vraag
Welk verband herken je?
Leerlingen, docenten en ouders zijn uitgenodigd voor het feest.
Leerlingen, docenten en ouders zijn uitgenodigd voor het feest.
A
opsomming
B
tegenstelling
C
reden/argument
D
conclusie
Slide 21 - Quizvraag
Wat wil je nog weten voor het PTA?
