5.7 start

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo g
• Leerjaar 2

5.7 Grammatica

Zinsontleding

We kennen al de volgende dingen: 

- het onderwerp (wie doet iets?)

- het werkwoordelijk gezegde (alle ww in de zin)

- het lijdend voorwerp (waar gebeurt iets mee?)

- het meewerkend voorwerp (aan wie/voor wie is iets?)

Vandaag komt daar de 'bijwoordelijke bepaling' bij. 

Bijwoordelijke bepaling (BWB)

Voor de bijwoordelijke bepaling, stel je een vraag dat begint met: waar, wanneer of hoe. 

waar = bijwoordelijke bepaling van plaats

wanneer = bijwoordelijke bepaling van tijd

hoe = bijwoordelijke bepaling van reden

Bijwoordelijke bepaling

De bijwoordelijke bepaling wordt ook wel de ‘prullenbak’ genoemd. Alles wat je overhoudt als je de rest hebt verdeeld, noem je bijwoordelijke bepaling.

00:41

Wat is in deze zin het wg?

01:19

Wat is in deze zin het onderwerp?

Benoem de bwb in de volgende zin:
Jantje liep gisteren boos naar huis.

Antwoord: 

pv: liep

O: Jantje

bwb: 

gisteren

boos

naar huis 

Aan de slag!

Maken: 5.7 grammatica

opdracht 1.1, 1.2, 1.3, 1.4, 4, 5 + 6

Klaar? 

Verder met lezen/samenvatting overtypen!