Paragraaf 5.1.03 (r)

Paragraaf 5.1.3
huiswerkcheck
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Paragraaf 5.1.3
huiswerkcheck

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
  • Je kunt uitleggen hoe armoede leidt tot weinig efficiënte voedselproductie en hoe dat weer leidt tot armoede.
  • Je kunt vier vormen van verspilling noemen.
  • Je kunt uitleggen op welke vier manieren voedselproductie verdrongen wordt.
  • Je kunt uitleggen hoe scheve grondbezit verhoudingen leiden tot lagere voedselproductie.
  • Je kunt uitleggen wat marktwerking is
  • Je kunt een tabel aflezen en interpreteren
  • Je begrijpt dat het wereldvoedselvraagstuk ook een maatschappelijk verdelingsvraagstuk is.
  • Je begrijpt dat het wereldvoedselvraagstuk te maken heeft met verschillen in landbezit.
 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Eerste deel gaat over kwantitatieve honger, tweede deel over kwalitatieve honger.

Slide 4 - Tekstslide

Vooral in Afrika valt op dat de opbrengsten van gebieden op vergelijkbare hoogte veel hoger zijn. Dus aannemelijk dat hier meer dan natuurlijke oorzaken achter zitten.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tekstanalyse
  • Lees 'verspilling' en onderstreep de vier vormen van voedselverspilling.
  •  Lees 'concurrentie om ruimte' en onderstreep de vier manieren waarop voedselproductie verdrongen wordt.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verschillen in landbezit
Lagere voedselproductie

Slide 9 - Tekstslide

Grootgrondbezitters en kleine boeren
Vraag naar goedkope landbouwgrond stijgt, want voedselprijzen stijgen, meer biobrandstoffen en verminderde voedselproductie elders. Kleine boeren slechte juridische positie. Landgrabbing en nog meer exportgerichte landbouw. 
Opmerking 1 = statisch, opmerking 2 = dynamisch.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Opdrachten
Maken uit 1.3 opdracht 3b, 4ab en 5b

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Overgewicht heeft veel te maken met de marktwerking in de voedingsindustrie.
3b Leg dit uit.

De voedingsindustrie heeft er baat bij zoveel mogelijk winst te maken. Daardoor zorgt de voedingsindustrie voor producten die goedkoop te produceren zijn en die mensen verleiden om meer te eten. Het gaat dan vooral om ongezonde producten, zoals fastfood, koekjes, chips, toetjes en frisdranken.



Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bekijk de bron. Het relatieve aandeel voedselverlies aan de consumptiezijde verschilt sterk per regio.
4a Wat is hiervoor de belangrijkste verklarende factor?

Welvaart: in rijkere gebieden kunnen mensen zich meer verspilling veroorloven.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

4bBeoordeel de volgende stelling naar aanleiding van de bron:
In Noord-Amerika/Oceanië lijkt tijdens het groeiseizoen en de oogst relatief veel minder voedsel verloren te gaan dan in Sub-Sahara-Afrika, maar dat beeld is vertekend.
Dat beeld is inderdaad vertekend: In Noord-Amerika/Oceanië gaat 42% van het beschikbare voedsel verloren. Het groeiseizoen en de oogst hebben daarin een aandeel van 17%, ofwel (0,17 × 0,42 × 100% =) 7,14% van het beschikbare voedsel. In Sub-Sahara-Afrika gaat het om (0,39 × 0,23 × 100% =) 8,97%. Dat scheelt dus veel minder dan het in de bron lijkt.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

5b Verklaar waarom biobrandstoffen de prijs van voedselgewassen verhogen.
De productie van biobrandstoffen gaat ten koste van de productie van voedselgewassen. Het aanbod van voedsel daalt daardoor en bij een lager aanbod stijgen de prijzen.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
  • Je kunt uitleggen hoe armoede leidt tot weinig efficiënte voedselproductie en hoe dat weer leidt tot armoede.
  • Je kunt vier vormen van verspilling noemen.
  • Je kunt uitleggen op welke vier manieren voedselproductie verdrongen wordt.
  • Je kunt uitleggen hoe scheve grondbezit verhoudingen leiden tot lagere voedselproductie.
  • Je begrijpt dat het wereldvoedselvraagstuk ook een maatschappelijk verdelingsvraagstuk is.
  • Je begrijpt dat het wereldvoedselvraagstuk te maken heeft met verschillen in landbezit.
 

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom is het wereldvoedselvraagstuk ook een maatschappelijk verdelingsvraagstuk?

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Leg uit op welke manier het wereldvoedselvraagstuk te maken heeft met verschillen in landbezit.

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies