Persoonsvorm-onderwerp-voltooid deelwoord

Grammatica
Persoonsvorm-onderwerp
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Grammatica
Persoonsvorm-onderwerp

Slide 1 - Tekstslide

Persoonsvorm
Het werkwoord wat hoort bij het onderwerp.

2-Proef: 
1. Maak de zin vragend: de persoonsvorm staat vooraan.
2. Zet de zin in een andere tijd: de persoonsvorm verandert.


Slide 2 - Tekstslide

Eindelijk was deze voetballer dan toch nog miljonair geworden.
Wat is de persoonsvorm?
A
Eindelijk
B
was
C
miljonair
D
miljonair geworden

Slide 3 - Quizvraag

Heb jij dat wel eerst gevraagd?

Wat is de persoonsvorm?
A
Heb
B
gevraagd

Slide 4 - Quizvraag

Vluchten kan niet meer.

Wat is de persoonsvorm?
A
vluchten
B
kan
C
niet
D
meer

Slide 5 - Quizvraag

Onderwerp
Als je 'wie' of 'wat' voor de persoonsvorm zet, is het antwoord op de vraag het onderwerp.
Als je de persoonsvorm van enkelvoud naar meervoud verandert, verandert het onderwerp ook.
Als je de zin vragend maakt met de persoonsvorm vooraan, komt het onderwerp meteen achter de persoonsvorm.

Slide 6 - Tekstslide

De leeuw brulde van woede.

Wat is het onderwerp?
A
de leeuw
B
brulde
C
leeuw
D
woede

Slide 7 - Quizvraag

Rico en Nico gingen laat naar huis.

Wat is het onderwerp?
A
Rico
B
Nico
C
Rico en Nico
D
huis

Slide 8 - Quizvraag

De hond van de buren heeft uren liggen blaffen.
Wat is de persoonsvorm?
A
heeft
B
heeft uren
C
liggen blaffen
D
heeft liggen blaffen

Slide 9 - Quizvraag

In onze tuin zat een kuikentje verstopt achter het konijnenhok.
Wat is het onderwerp?
A
onze tuin
B
konijnenhok
C
een kuikentje
D
kuikentje

Slide 10 - Quizvraag