05. B3.5 Reserveren (2-12-24)

H3 Geld over en te kort
B) Paragraaf 5: Reserveren
KGT) Paragraaf 4: Reserveren
Ik heb klaar liggen: 
  • rekenmachine,
  • pen,
  • papier.
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

H3 Geld over en te kort
B) Paragraaf 5: Reserveren
KGT) Paragraaf 4: Reserveren
Ik heb klaar liggen: 
  • rekenmachine,
  • pen,
  • papier.

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
Huiswerk
Hoofdstuk 3 
  • B) Paragraaf 5: Reserveren
  • KGT) Paragraaf 4: Reserveren
B) Rekentrainer 3.5
Aan de slag
Huiswerk

Slide 2 - Tekstslide

Huiswerk
Hoofdstuk 3 paragraaf 4

Slide 3 - Tekstslide

Aan het eind van deze paragraaf kun je:
  • uitleggen wat reserveren is en waarom je dat moet doen.
  • aangeven hoe je kunt reserveren.
  • uitleggen wat duurzame consumptiegoederen zijn.
  • uitleggen wat verbruiksgoederen zijn.
  • uitleggen wat de restwaarde is.
Wat gaan we leren?

Slide 4 - Tekstslide

Doel Reserveren:
Theorie:
  • Ik kan uitleggen waarom je moet reserveren.
  • Ik kan aangeven hoe je kunt reserveren.

Rekenvaardigheden:
  • Ik kan reserveren voor vervanging.

Slide 5 - Tekstslide

Terugblik

Slide 6 - Tekstslide

Zorgen voor een reserve
Reserve = spaargeld om duurzame consumptiegoederen mee te vervangen.

Reserveren is een ander woord voor sparen.



Slide 7 - Tekstslide

Zorgen voor reserves.
Duurzame consumptiegoederen.
Goederen die voor lange tijd meegaan, denk aan: 
  • Scooter. 
  • Fatbike. 
  • Playstation. 
  • Telefoon.
Verbruiksgoederen.
Goederen die je maar een keer kan gebruiken, denk aan: 
  • Eten. 
  • Drinken. 
  • Schoonmaakmiddelen. 
  • Brandstof.

Slide 8 - Tekstslide

Meevallers en tegenvallers. 
Meevallers.
  • Een langere gebruiksduur. 
  • Een lagere vervaningsprijs. 
  • Een hogere restwaarde. 
Tegenvallers.
  • Lagere gebruiksduur. 
  • Hogere vervanginsprijs. 
  • Lagere restwaarde. 

Slide 9 - Tekstslide

Waarom is dit belangrijk?
1. Incidentele uitgave. 
2. Je reserveert zodat je het goed kan 
vervangen. 
3. Doe je dit niet, dan kan je geen nieuw
product kopen. 

Slide 10 - Tekstslide

Reservering per maand
Stel: je wil een nieuwe scooter kopen van € 400.

Deze gaat vier jaar (=48 maanden) mee. Na vier jaar wil je weer een nieuwe kunnen kopen. 
Dan moet je reserve dus met € 400 zijn aangevuld.

Hoeveel moet je hiervoor elke maand reserveren?

Slide 11 - Tekstslide

Restwaarde
Je wil na twee jaar een andere spelcomputer. 
De spelcomputer die je had, doet het nog en kun je dus verkopen. Dat is de restwaarde.


Slide 12 - Tekstslide

Restwaarde
Je wil na twee jaar een andere spelcomputer. 
De spelcomputer die je had, doet het nog en kun je dus verkopen. Dat is de restwaarde.

Als de restwaarde hoog is, hoef je zelf minder te reserveren. Dus probeer zoveel mogelijk te vragen op bijv. marktplaats. 

Slide 13 - Tekstslide

Meevallers en tegenvallers
- de nieuwprijs is hoger of lager dan verwacht.
- de gebruiksduur is langer of korter dan verwacht.
- de restwaarde is hoger of lager dan verwacht.
 

Slide 14 - Tekstslide

Rekenvaardigheden
B 3.5) Reserveren voor vervanging
Ik let er op dat ik:
  • Een berekening geef
  • De eenheid erbij zet: €
  • Een komma zet ipv een punt
  • 2 cijfers achter de komma zet

Slide 15 - Tekstslide

Reservering berekenen
De reservering per maand bereken je met de formule:

 
reservering per maand = 
(vervangingsprijs – restwaarde) : gebruiksduur in maanden
Formule:

Slide 16 - Tekstslide

Reservering berekenen
Voorbeeld:
Keimpe koopt een fiets voor € 1.250. Deze fiets gaat 12 jaar mee. Over 12 jaar wil hij weer dezelfde fiets kopen. Keimpe denkt dat hij dan het dubbele moet betalen. De vervangingsprijs is dan dus € 2.500. De restwaarde van de oude fiets is € 340. Wat is de maandelijkse reservering?

                                        De reservering per maand is=
(vervangingsprijs – restwaarde): gebruiksduur in maanden =


Formule:

Slide 17 - Tekstslide

Reservering berekenen
Voorbeeld:
Keimpe koopt een fiets voor € 1.250. Deze fiets gaat 12 jaar mee. Over 12 jaar wil hij weer dezelfde fiets kopen. Keimpe denkt dat hij dan het dubbele moet betalen. De vervangingsprijs is dan dus € 2.500. De restwaarde van de oude fiets is € 340. Wat is de maandelijkse reservering?

De reservering per maand is=
(vervangingsprijs – restwaarde): gebruiksduur in maanden =
(€ 2.500 – € 340): (12 jaar x 12 maanden) = € 2.160 : 144 = € 15 per maand.

Keimpe moet dus elke maand € 15 reserveren om over 12 jaar weer precies dezelfde nieuwe fiets te kunnen kopen.


Slide 18 - Tekstslide

Reserveren is hetzelfde als sparen
A
Juist
B
Onjuist

Slide 19 - Quizvraag

Een productieband kost € 75.000 en naar verwachting gaat deze 6 jaar mee. De restwaarde is dan nog € 6.000.
Bereken de jaarlijkse afschrijving
A
€ 12.500
B
€ 69.000
C
€ 11.500

Slide 20 - Quizvraag

Hoe hoger de restwaarde,
hoe ........... je moet reserveren.
A
meer
B
minder

Slide 21 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van verbruiksgoederen
A
iPad
B
wasmachine
C
een servies
D
haarlak

Slide 22 - Quizvraag

Rondvraag
Vragen?

Slide 23 - Tekstslide


BK
Maken Hoofdstuk 3:
paragraaf 3
+
Leren Hoofdstuk 3:
paragraaf 1+2+3+4+5


KGT
Maken Hoofdstuk 3:
paragraaf 
+
Leren Hoofdstuk 3:
paragraaf 4


Huiswerk december
10 december: Toets Hoofdstuk 3

Slide 24 - Tekstslide

Nabespreking
Hoe is het gegaan?
Wat ging goed?
Wat vond je moeilijk?
Welke vragen heb je nog?

Slide 25 - Tekstslide

Rekentrainer paragraaf 3
Uitrekenen gemiddelde per maand.

Je inkomsten in 5 maanden zijn: € 125, € 235, € 75, € 310
Hoeveel is dit gemiddeld per maand?




Slide 26 - Tekstslide

Rekentrainer paragraaf 3
Uitrekenen gemiddelde per maand.

Je inkomsten in 5 maanden zijn: € 125, € 235, € 75, € 310
Hoeveel is dit gemiddeld per maand?

Alles bij elkaar optellen:                           125 + 235 + 75 + 310 = € 745



Slide 27 - Tekstslide

Rekentrainer paragraaf 3
Uitrekenen gemiddelde per maand.

Je inkomsten in 5 maanden zijn: € 125, € 235, € 75, € 310
Hoeveel is dit gemiddeld per maand?

Alles bij elkaar optellen:                           125 + 235 + 75 + 310 = € 745
Delen door het aantal maanden:         € 745 : 5 = € 149


Slide 28 - Tekstslide