les 2 doelgroepen baby-peuter

les 2 doelgroepen 

baby-peuter
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
WelzijnMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

les 2 doelgroepen 

baby-peuter

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gaan we deze les doen?
- Opfrissen vorige les
- Thema baby afsluiten
-Thema peuter starten
- Groepsopdracht maken over het thema peuter
- Huiswerk

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet je nog over de baby?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Tot welke leeftijd ben je baby?
A
0-1 jaar
B
0-1,5 jaar
C
0-2 jaar

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke uitspraken horen bij de lichamelijke ontwikkeling van de baby?
(er zijn meerder antwoorden goed, kies 1 goed antwoord)
A
De lichaamsverhoudingen zijn zeer ongelijk
B
baby's hebben een opening midden boven op het schedel: de fontanel
C
met 3 tot 5 maanden ontwikkelen zich de tanden
D
groeien gebeurd voornamelijk tijdens de slaap

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

1 maand
5 maanden
8 maanden
14 maanden
Tilt het hoofd eventjes op
rolt van buik naar rug
zit alleen en kan vanuit zit naar buikligging
Loopt zelfstandig

Slide 6 - Sleepvraag

spierbeheersing ontwikkelt zich als volgt:
- van boven naar beneden
- van dichtbij naar veraf
- van grof/ongericht naar fijn/gericht
Baby's zitten in de orale fase, wat betekend dit?
A
dat ze alles willen vasthouden
B
baby's ervaren via de mond zintuigelijk genot

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke stelling is juist?
(er zijn meerdere antwoorden goed, kies 1 goed antwoord)

A
taalontwikkeling kun je o.a. stimuleren door samen liedjes te zingen en muziek te laten horen.
B
Belangrijk voor hechting is dat de baby te maken heeft met een klein groepje vaste verzorgers
C
De baby komt eerst in de voortalige fase, de baby leert klanken herkennen
D
Bij een baby ontbreek het ik-besef

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wiegendood, wat is dat?
- Plotseling sterft de baby tussen de 3 weken en 1 jaar
- Oorzaken zijn vaak nog onbekend
- ongeveer 10 baby's per jaar overlijden hieraan in Nederland

Slide 9 - Tekstslide

risicofactoren die mogelijk meespelen:
- vroeggeboorte, meerlingen zwangerschap, jongens, ziekten en aandoeningen zoals bijv: hartritmestoornis, neurologische afwijkingen
Wat kun je doen tegen wiegendood?
- Baby op de rug laten slapen
- Niet (mee)roken tijdens de zwangerschap
- Temperatuur in de slaapkamer onder de 18 graden houden
- Goed ventileren
- Niet te warm aankleden
- Rust en regelmaat
- Bij voorkeur borstvoeding geven

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afronden begrippen baby
Zoek met elkaar het juiste antwoord bij elk begrip door de kaartjes te matchen


Slide 11 - Tekstslide

vervolgens enkele begrippen bespreken welke onduidelijk zijn, afronden thema baby
De peuter

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet je al over de peuter?

Slide 13 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

We gaan kijken naar verschillende filmpjes over de peuter in de categorieën: zien, praten, activiteiten en groeien

Opdracht: maak aantekeningen over opvallende aspecten van de peuter per ontwikkelingsaspect

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Lichamelijke ontwikkeling
- Groei door slaap
- Groeiafname
- Minder eetlust
- Motorische ontwikkeling: met name grove ontwikkeling
- Zindelijk worden (beheersing sluitspier)
- Vuistgreep/penceelgreep

Slide 20 - Tekstslide

Lichamelijke ontwikkeling
In de peutertijd groeit een kind minder snel. Met 18 maanden is een peuter ongeveer 82 cm. lang en weegt hij ongeveer 12 kilo.
Een 4-jarig kind is gemiddeld 1 meter lang en weegt 18 kilo.
Er is vooral sprake van breedtegroei. Goed te zien aan het buikje.
Motorische ontwikkeling
De peuterfase doet zijn intrede als het kind de eerste stapjes leert zetten. De ontwikkeling van het lopen gaat razendsnel en brengt een grote bewegingsvrijheid met zich mee.
 
Peuter ontwikkelt ook vooral grove motoriek: klimmen en rennen volgen al gauw na het lopen, er is sprake van ontdekkingsdrang (exploratiedrang) en niets is veilig. Moet constant in de gaten worden gehouden, ze zien nog weinig gevaar.
Van de fijne motoriek kun je nog niet te hoge verwachtingen hebben. Tekenen beperkt zich tot krassen.
 
Zindelijk worden
Een ander belangrijk aspect dat hoort bij de lichamelijke ontwikkeling. Tussen 2e 2n 4e jaar worden ze zindelijk. Zindelijkheidstraining is pas zinvol als er aan de volgende voorwaarden is voldaan:
sluitspieren kunnen beheersen
het kind moet verband zien tussen de aandrang die het voelt en het poepen en plassen.
Het kind moet zelf zindelijk willen worden, het moet er aan toe zijn en het begrijpen en het willen.



Mijlpalen peuter:
  • Achteruitlopen 18 mnd
  • Toren bouwen (minimaal 3 blokjes) 18 mnd)
  • Trap lopen 14-24 mnd
  • Bal schoppen 14-24 mnd
  • Hard lopen 24 mnd
  • Springen op 1 plek 22-36 mnd
  • 1sec op 1 voet 24-42 mnd
  • Hinkelen 36-48 mnd




  • De verschillen kunnen groot zijn per kind.
  • Ook kan het ene al wel goed ontwikkeld zijn maar het andere nog niet zo goed.
  • Over zindelijkheid wordt veel geschreven. Maar het kind moet als wel beheersing over het lichaam hebben.
  • Spanning kan het proces vertragen.

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Cognitieve ontwikkeling
  • Pre- operationele fase= concreet denken
  • Sterke exploratiedrang
  • Concreet, magisch en animistisch denken
  • Taalontwikkeling
  • Peuter begrijpt meer dan hij onder woorden kan
brengen, dit kan frustrerend werken.

Slide 22 - Tekstslide

Cognitieve ontwikkeling
Een peuter wil de wereld om hem heen ontdekken (exploratiedrang). En dat is maar goed ook, want wat valt er ontzettend veel te ontdekken! Denk alleen maar aan een beker, wat kun je daar allemaal mee:
je kunt er iets in doen, bijv. knikkers. Schudt je ermee, dan maakt het een leuk geluid.
Schudt je te hard, dan rollen de knikkers er uit
Valt het, dan kan het kapot gaan
Je kunt er uit drinken, maar je moet ‘m langzaam omkeren
Je mag drinken uit je eigen beker, maar niet zomaar uit die van een ander
 
Concreet, magisch en animistisch denken.
Denken van de peuter heeft de volgende kenmerken:
Concreet:
Het richt zich alleen nog op dat wat tastbaar is, wat gezien wordt en waar iets mee kan worden gedaan. Een peuter die in zijn bedje ligt kan op dat moment wel bedenken hoe hij er uit moet komen, maar kan dat beneden op de bank niet bedenken. Een peuter kan zich wel iets voorstellen bij begrippen als stoel en lepel, maar begrippen als ‘meubels’ of ‘ bestek’ zeggen hem nog niets.
 
Magisch:
Omdat een peuter nog geen onderscheid kan maken tussen wat leeft en wat niet leeft, tussen werkelijkheid en fantasie, gaat hij zelf verklaringen bedenken voor dingen die hij niet begrijpt. In de televisie wonen mensen en in de radio zitten veel c.d.’s. Voor een peuter is alles mogelijk. Dit kan ook angsten oproepen, want als alles mogelijk is, dan kun je ook opgeslokt worden door de w.c. of opgezogen door de stofzuiger,
 
Animistisch:
Dit betekent dat een peuter aan levenloze dingen menselijke eigenschappen toekent:
Een kopje dat bijvoorbeeld stukvalt is bijvoorbeeld stout. Ook in het spel: sssst, de beer slaapt!
De peuter kan nog geen logische verbanden leggen, heeft nog geen inzicht in oorzaak en gevolg. Als een beker valt omdat de peuter hier tegenaan stoor, dan is dat voor ons duidelijk wie dat heeft gedaan. Voor de peuter niet: de beker is stout, want die valt!
Andersom is het ook mogelijk dat een peuter zichzelf ziet als veroorzaker: Sesamstraat is op televisie omdat hij dat wil, die omdat het kwart over 6 is.
 
Taalontwikkeling
Al snel zal een peuter (vanaf ongeveer 2 jaar) tweewoordzinnetjes gaan gebruiken, zoals ‘pop stout’ of ‘Lisa eten’. De taalontwikkeling gaat razendsnel in deze fase. De woordenschat gaat grofweg van 250 naar 1500 woorden. De peuter leert met taal gevoelens duidelijk te maken, met woorden zinnen vormen en vragen beantwoorden. Dit hele proces noem je differentiatiefase. Ondersteun de peuter door duidelijk en correct te praten, samen boekjes te lezen, te praten over dingen die hij begrijpt en interesseert. Houd oogcontact en moedig praten aan.
Deze gaan na verloop van tijd over in driewoordzinnetjes, zoals ‘Auto Hans nee’ of ‘Jan vallen pijn’. Het kind gaat ook andersoortige woorden gebruiken, zoals voorzetsel (in, op, aan) en brengt simpele emoties onder woorden, zoals lachen, huilen, leuk.
Als een kind eenmaal driewoordzinnen gaat gebruiken, gaat het heel snel met de taalontwikkeling. Kleine foutjes in de zinsvolgorde komen natuurlijk nog wel veel voor, of hij laat woordjes weg, waardoor het kind soms nog moeilijk te volgen is.
Een 3-jarige peuter kan al behoorlijk goed praten.
Houd er rekening mee dat de peuter veel meer begrijpt, dan dat hij onder woorden kan brengen. Dit kan hem frustreren.

Sociaal-emotionele ontwikkeling
  • Peuterpubertijd: ontstaan ik-besef (egocentrisch), driftig en koppig
  • Begin gewetensontwikkeling
  • Leren samen spelen
  • Ontstaan van vriendschappen
  • Veel angst en fantasie
  • Hechting/scheidingsangst

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ontstaan ik-besef
  • Hij is diegene die iets doet…..
  • Gaat zichzelf ik noemen
  • Onafhankelijk persoontje met een eigen wil/ kan zelf besluiten nemen
  • Wordt egocentrisch/geen empathie
  • Koppig

Slide 24 - Tekstslide

Egocentrisme
Het egocentrisme van een peuter is het gevolg van de ontdekking van het ‘ik’.
Doordat hij de wereld al meer leert kennen, groeit zijn besef van het eigen ik. Hij krijgt al meer in de gaten dat hij het is die iets doet, dat hij los functioneert van zijn ouders. Het raakt zo vol van zichzelf, dat je gerust kan spreken van een explosie van egocentrisme. In zijn denken en voelen is er geen ruimte voor anderen. Hij kan op verstandelijk niveau nog niet bevatten dat er andere mensen zijn met hun eigen gevoelens en behoeften.
 
(Een kind heeft dus simpelweg geen ruimte voor andermans gevoelens, daarom komen opmerkingen als ‘zou jij het lief vinden als een ander kindje zo tegen jou deed’, of ‘als ik jou aan je haar trek doet het toch ook pijn’ niet aan. Zolang een 3-jarige het verdriet of de pijn niet zelf voelt, is het voor hem moeilijk te accepteren dat die toch bestaat, bij een ander)
 
Verschil egoïsme en egocentrisme: een egoïst denkt alleen aan zichzelf, terwijl hij gezien zijn leeftijd en mogelijkheden anders zou kunnen. Het egocentrisme van de peuter heeft te maken met onvermogen, het lukt de peuter niet om zich in te leven in de ander.

Een peuter heeft nog geen ik-besef
waar
niet waar

Slide 25 - Poll

niet waar: de peuter krijg langzamerhand zijn ik-besef. Bijvoorbeeld: Hij merkt dat hij diegene is die morst. 
De koppigheidsfase van de peuter noemen we ook wel de 'peuterpuberteit'
waar
nietwaar

Slide 26 - Poll

hij schopt en slaat, weet zich vaak nog geen raad met zijn emoties. Wordt boos als het hem niet lukt, snapt niet waarom iets niet lukt.  Als begeleider van de peuter is het belangrijk om rustig te blijven. 
Koppigheid bij een peuter is een teken dat hij onveilig gehecht is
waar
niet waar

Slide 27 - Poll

koppigheid is een teken van veilige hechting. Hij durft koppig te zijn tegen zijn opvoeders, omdat hij niet bang is de liefde van zijn ouders te verliezen wanneer hij hen boos maakt. Hij vertrouwd erop dat hij altijd kan terugvallen
Het geweten van een peuter ontwikkelt zich in deze fase; dit betekent dat hij het verschil weet tussen goed en slecht
waar
niet waar

Slide 28 - Poll

waar: peuter weet vaak alleen nog niet de reden en experimenteert hiermee. 
De peuterfase wordt ook wel de anale fase genoemd
waar
niet waar

Slide 29 - Poll

waar: 
Lust is in deze fase gekoppeld aan het zindelijk worden. De peuter moet leren zijn ontlasting op te houden en op gezette tijden gaan. Dat levert onlustgevoelens op, bijvoorbeeld angst voor de wc, maar ook lustgevoelens, zoals het laten gaan van de ontlasting
- In de peutertijd ontdekken kinderen het verschil tussen een jongen en een meisje. Ze bekijken en onderzoeken het lichaam van zichzelf en de ander. Ze stellen ook al vaak vragen waar ze vandaan komen. 
Groepsopdracht 'poster maken'
  • De klas wordt in 4 groepen verdeeld.
  • Elke groep gaat een poster maken over een instantie/instelling waar peuters kunnen verblijven.
  • Jullie lezen de opdracht goed met elkaar door, verdelen de taken en gaan op zoek naar informatie.
  • Maak de presentatie interessant voor je klasgenoten en laat zien wat je geleerd hebt
  • Volgende week wordt de poster gepresenteerd in de les

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen
  • Aan het eind van de les kunnen de studenten aangeven wat je vooral niet moet doen bij baby’s, zodat je wiegendood kunt voorkomen.
  • Aan het eind van de les kunnen de studenten benoemen welke ontwikkelingsgebieden gestimuleerd worden in tv programma’s voor peuters.
  • Aan het eind van de les kunnen de studenten 2 begrippen in eigen woorden toelichten over de ontwikkeling van de peuter.

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk
  • Poster afmaken met je groepje en verdelen wie wat gaat presenteren

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies