Steden
1 / 18
Lesduur is: 30 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Waar
Niet Waar
De grootste stad van een land is altijd de hoofdstad
Steden in rijke landen groeien langzamer dan steden in arme landen
Er liggen meer steden aan de kust dan in het binnenland
In China liggen meer miljoenensteden dan in de VS
Slide 4 - Sleepvraag
Nederlandse steden vormen een stedelijk netwerk. Waar kun je dat aan zien?
A
Er zijn wegen, spoorwegen, waterwegen en vliegvelden.
B
De plaatsen zijn verbonden door een goede infrastructuur.
C
De mensen zijn welvarend, bijna iedereen heeft een auto.
D
Nederland is dichtbebouwd, dichtbevolkt en sterk verstedelijkt.
Slide 5 - Quizvraag
Hoe heet het stedelijk gebied waar Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht deel van uitmaken?
Slide 6 - Woordweb
De vier grote steden
Amsterdam
Rotterdam
Den Haag
Utrecht
Slide 7 - Sleepvraag
Slide 8 - Tekstslide
Wat valt je op aan de ligging van steden?
Slide 9 - Woordweb
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
je men spreekt over de relatieve ligging van een stad, waar spreken ze dan over
A
de exacte locatie van een stad
B
de locatie van de stad aan de hand van kenmerken uit de omgeving
C
de stad ten opzichte van andere steden
D
de liggin van de stad langs belangrijke wegen
Slide 14 - Quizvraag
de absolute ligging heeft te maken met de kenmerken van de exacte locatie van een stad (wat voor kenmerken kunnen dit zijn?
Slide 15 - Open vraag
andere steden kunnen invloed hebben op de groei van een stad
A
waar
B
niet waar
Slide 16 - Quizvraag
Beschrijf hoe een koloniale dubbelstad er uit ziet.
