Zelfzorg Les 4


Fase 2
Module: Zelfzorg- Basiszorg
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
WelzijnMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les


Fase 2
Module: Zelfzorg- Basiszorg

Slide 1 - Tekstslide

Programma
  1. AWR
  2. De vorige les
  3. Lesdoelen
  4. Aan de slag
  5. Theoretische gedeelte
  6. Afsluiting
  7. Huiswerk


Slide 2 - Tekstslide

Aanwezigheidsregistratie
Aanwezigheid zal door de docent geregistreerd worden. Aanwezigheid kan meerdere malen tijdens de les worden gedaan. Bij vroegtijdig verlaten van de les, zonder geldige reden, zal je op 'ongeoorloofd afwezig' staan. 

Ben je te laat? Geef dit dan door aan het einde van de les aan de docent. Dit is jouw verantwoordelijkheid. 

Slide 3 - Tekstslide

Check huiswerk.....

Boomberoepsponderwijs: Verwerkingsopdrachten: 
  • Boek:  Professional Maatschappelijke zorg
  • Thema 15: Opdracht 4. 






Slide 4 - Tekstslide

Wat betekent co-morbiditeit?
A
Comorbiditeit betekent dat je één of meer (chronische) aandoeningen hebt naast de hoofddiagnose waar de meeste aandacht naar uitgaat.
B
Comorbiditeit betekent dat je een (chronische) aandoeningen hebt naast de hoofddiagnose waar de meeste aandacht naar uitgaat.
C
Mensen met ernstige psychische aandoeningen hebben een aanzienlijk kortere levensduur dan mensen die dat niet hebben.
D
Geen van allen

Slide 5 - Quizvraag

Benoem de co-morbiditeit van ADHD, autisme, hoogbegaafdheid, anorexia, schizofrenie

Slide 6 - Open vraag

Welke ziektebeelden komen voor
binnen de ouderenzorg,
gehandicaptenzorg,
verslavingszorg,
psychiatrie zorg?

Slide 7 - Woordweb

Lesdoelen



  • Je legt uit wat mobiliteit is.
  • Je omschrijft het begeleiden en ondersteunen van cliënten
  • Je hanteert als uitgangspunt bij begeleiden en ondersteuning de eigen regie en zelfredzaamheid
  • Je houdt rekening bij de begeleiding en ondersteuning met de mogelijkheden van naastbetrokkenen en de belastbaarheid van de cliënt
  • Je beschrijft hoe je de begeleiding opbouwt en afbouwt
  • Je omschrijft valkuilen bij begeleiden en ondersteunen.
  • Je licht de balans tussen overlaten en overnemen toe
  • Je verduidelijkt hoe je mensen in verschillende fasen van gedragsverandering van Balm (openstaan, begrijpen, willen, kunnen, doen en volhouden) kunt stimuleren.
  • Je legt uit dat je intrinsieke motivatie bij mensen kunt bevorderen door in te spelen op drie basisbehoeften uit de Zelfdeterminatietheorie (ZDT) 
























Slide 8 - Tekstslide

Aan de slag met de theorie (30 minuten)
Pak je boek: Professional Maatschappelijke zorg  (fysiek niet online)
Lees: 
  • Thema 15.3 Mobiliteitsvraagstukken 

Boek: Methodisch begeleiden  (fysiek niet online)
Lezen
  • Thema 7 Begeleiden en ondersteunen
  • Thema 9 Begeleidingsdoelen











Slide 9 - Tekstslide

THEORIE



Slide 10 - Tekstslide

15.3. Mobiliteitsvraagstukken
  • Mobiliteitsbeperking: een cliënt dat zich minder makkelijk kan bewegen of verplaatsen. bijvoorbeeld een cliënt in rolstoel, ouderen, kinderen met een ernstig meervoudige beperking (EMB), cliënten met Parkinson.                             Welke cliënt op je stage heeft een mobiliteitsbeperking?
  • Mobiliteitsvraagstuk: Bij een mobiliteitsvraagstuk ga je na hoe je het best kunt handelen om de cliënt te ondersteunen in het bewegen en/of verplaatsen. Je maakt hiervoor de transfertechnieken gebruiken.
In de laatste slide ga je aan de slag met de transfertechnieken.

In de volgende slides (theorie) staan wij stil bij hoe ondersteun je de cliënt bij :
  • verschillende begeleidingsdoelen, 
  • hoe houd je rekening met de eigen regie, 
  • hoe zorg je voor balans in je ondersteuning, 
  • gedragsverandering en,
  • het stimuleren van de intersieke motivatie. 
Kortom jouw rol, jouw houding, jouw reactie is hierin cruciaal.

Slide 11 - Tekstslide

7. Begeleiden en ondersteunen (15 min)
9. Begeleidingsdoelen
Beantwoord de onderstaande vragen (alleen):
  1. Geef een omschrijving va het begeleiden en ondersteunen van cliënten.
  2. Benoem het verschil tussen de eigen regie en zelfredzaamheid.
  3. Hoe houdt je rekening bij de begeleiding en ondersteuning met de mogelijkheden van naastbetrokkenen en de belastbaarheid van de cliënt?
  4. Wanneer spreek je van het opbouwen en afbouwen van de begeleiding?
  5. Welke valkuilen zijn er bij het begeleiden en ondersteunen?
  6. Hoe zorg je voor een balans tussen overlaten en overnemen?
  7. Benoem hoe je mensen in verschillende fasen van gedragsverandering van Balm (openstaan, begrijpen, willen, kunnen, doen en volhouden) kunt stimuleren.
  8. Leg uit dat je intrinsieke motivatie bij mensen kunt bevorderen door in te spelen op drie basisbehoeften uit de Zelfdeterminatietheorie (ZDT) 

Slide 12 - Tekstslide

7. Begeleiden en ondersteunen 

Geef een omschrijving va het begeleiden en ondersteunen van cliënten.

WLZ: langdurig zorg
Een cliënt heeft bijvoorbeeld dagelijks ondersteuning nodig bij opstaan, douchen en aankleden (verzorging). Dezelfde cliënt heeft echter ook als begeleidingsdoel de zelfstandigheid op het gebied van persoonlijke verzorging te vergroten. Je kunt dan enerzijds ondersteunen bij wat de cliënt echt niet zelf kan door bijvoorbeeld een motorische beperking. Anderzijds kun je hem instrueren en coachen om datgene te leren wat de cliënt wel zelf zou moeten kunnen.

Je ondersteunt de cliënt vanuit:
  • betrokkenheid
  • inlevingsvermogen
  • gelijkwaardigheid
  • respect
  • flexibiliteit.

Slide 13 - Tekstslide

7. Begeleiden en ondersteunen 

Benoem het verschil tussen de eigen regie en zelfredzaamheid.

De eigen regie, zelfregie genoemd: gaat uit van het eigen maken van keuzes (empowerment).
  • Bijvoorbeeld: het kiezen van een opleiding, zelf beslissen wat je smeert op je boterham, zelf aangeven wat je wel of niet leuk vindt.

Zelfredzaamheid: een handeling die de cliënt zelfstandig kan uitvoeren.
  • Bijvoorbeeld: de bus nemen naar school. Zelf aankleden, zelf afwassen, contacten met anderen onderhouden. 

Zelfmanagement: wil zeggen dat een cliënt met een beperking zelf bepaalt welke zorg en ondersteuning hij belangrijk vindt. 'zelf bepalen', niet alleen over 'zelf doen'. Zorgverleners stemmen hun ondersteuning af met zorgvragers, familie en de omgeving.
  • Bijvoorbeeld:  meneer Jansen geeft aan dat hij graag iedere donderdag wilt wandelen. 

Slide 14 - Tekstslide

7. Begeleiden en ondersteunen. 

De verhouding tussen draaglast en draagkracht is in evenwicht of de verhouding is in onbalans. 

Hoe houd je rekening bij de begeleiding en ondersteuning met de mogelijkheden van naastbetrokkenen en de belastbaarheid van de cliënt? 
  • Vraag de cliënt regelmatig hoe het gaat en of de cliënt problemen ervaart.
  • Als de cliënt niet goed kan communiceren, let je op gedragsveranderingen, eten en slapen.
  • Ook let je dan op gezichtsexpressies en andere lichaamsexpressies waaruit je bijvoorbeeld boosheid, verdriet of teleurstelling kunt opmaken.
  • Bespreek je bevindingen in het team en vraag je collega’s naar hun indrukken.
  • Betrek de naastbetrokkenen bij de begeleiding door ze een taak te geven.

Slide 15 - Tekstslide

7. Begeleiden en ondersteunen 

Wanneer spreek je van het opbouwen en afbouwen van de begeleiding?

Opbouwen: bij een nieuwe situatie. Denk aan het begeleiden van een nieuwe cliënt. Je werkt eerst aan vertrouwensband en samenwerkingsrelatie.
Je kan tijdens het opbouwen van de begeleiding mooi:
  • de beginsituatie onderzoeken en beschrijven.... denk aan de lessen van participatie.

Afbouwen: op het moment dat de cliënt zichtbaar volledig of gedeeltelijk een doel zelfstandig kan uitvoeren.
  • de cliënt zelf de activiteit laten uitvoeren terwijl jij erbij bent

Wat stimuleer je ermee? 
  • Jaaaa natuurlijk de zelfredzaamheid, de eigen regie en zelfstandigheid op langertermijn. 
  • Denk aan de key van de begeleiding en dat is de cliënt onafhankelijk maken en niet afhankelijk van je ondersteuning.
  • Jij bent er NIET 24/7!!!!!!!!!!!!!!!

Slide 16 - Tekstslide

7. Begeleiden en ondersteunen 

Welke valkuilen zijn er bij het begeleiden en ondersteunen?
1. overschatting van de cliënt: je verwachtingen liggen hoog. De cliënt voelt zich niet begrepen door jou.
  • Bijvoorbeeld: aan een cliënt met een licht verstandelijke beperking (LVB), narcisten, borderline.

2. onderschatting van de cliënt: je verwachtingen liggen laag. Cliënt is hier passief en wordt niet uitgedaagd.
  • Bijvoorbeeld: je neemt snel een taak over als het snel smeren van een boterham, het geven van een antwoord (invullen).

3. te veel gericht zijn op wat niet lukt: focus ligt op wat de cliënt niet kan. Dus de belemmeringen i.p.v. de mogelijkheden.
  • Bijvoorbeeld: het lukt de cliënt niet om jullie afspraken na te komen. Je focust je daarop i.p.v. ook op wat hij wel kan.

4. mogelijkheden van jezelf en het team: het dragen van een gezamenlijke taak; het behalen van de doelen van de cliënt.
Bijvoorbeeld: de afspraak dat de cliënt dagelijks naar de dagbesteding gaat. Ieder dienstdoende collega herinnert de cliënt.

5. mogelijkheden van de organisatie: de faciliteiten die er geboden kunnen worden vanuit de organisatie/instelling
  • Bijvoorbeeld: er zitten 30 cliënten op de groep terwijl het team uit 7 personen bestaat.

Slide 17 - Tekstslide

7. Begeleiden en ondersteunen 

Welke valkuilen zijn er bij het begeleiden en ondersteunen?
1. overschatting van de cliënt: je verwachtingen liggen hoog. De cliënt voelt zich niet begrepen door jou.
  • Bijvoorbeeld: aan een cliënt met een licht verstandelijke beperking (LVB), narcisten, borderline.


2. onderschatting van de cliënt: je verwachtingen liggen laag. Cliënt is hier passief en wordt niet uitgedaagd.
  • Bijvoorbeeld: je neemt snel een taak over als het snel smeren van een boterham, het geven van een antwoord (invullen).


3. te veel gericht zijn op wat niet lukt: focus ligt op wat de cliënt niet kan. Dus de belemmeringen i.p.v. de mogelijkheden.
  • Bijvoorbeeld: het lukt de cliënt niet om jullie afspraken na te komen. Je focust je daarop i.p.v. ook op wat hij wel kan.

Slide 18 - Tekstslide

7. Begeleiden en ondersteunen 

Welke valkuilen zijn er bij het begeleiden en ondersteunen?

4. mogelijkheden van jezelf en het team: het dragen van een gezamenlijke taak; het behalen van de doelen van de cliënt.
  • Bijvoorbeeld: de afspraak dat de cliënt dagelijks naar de dagbesteding gaat. Ieder dienstdoende collega herinnert de cliënt.

5. mogelijkheden van de organisatie: de faciliteiten die er geboden kunnen worden vanuit de organisatie/instelling
  • Bijvoorbeeld: er zitten 30 cliënten op de groep terwijl het team uit 7 personen bestaat.

Slide 19 - Tekstslide

9. Begeleidingsdoelen

Hoe zorg je voor een balans tussen overlaten en overnemen?

Casus
Francis (17 jaar) wil niet dat haar begeleider op haar kamer komt om samen op te ruimen. Het lukt haar alleen niet dit zelf te doen. Daarom komt de begeleider toch maar binnen om te helpen. 
Er is sprake van bemoeizorg: de cliënt wil geen hulp, maar de begeleider biedt deze toch. 
  • Wat laat je over aan de cliënt en wat neem je over?

Slide 20 - Tekstslide

9. Begeleidingsdoelen

Benoem hoe je mensen in verschillende fasen van gedragsverandering van Balm (openstaan, begrijpen, willen, kunnen, doen en volhouden) kunt stimuleren.

Gedragsveranderingsmodel van Balm
  • Fase 1: Openstaan: de cliënt ziet in dat het veranderen urgent is. Een cliënt heeft bijvoorbeeld overgewicht en begint dit vervelend te vinden. 
  • Fase 2: Begrijpen: Je cliënt en jij verdiepen je in wat gezond eten en drinken inhoudt, wat je dagelijks nodig hebt en welke producten hij beter kan vermijden.
  • Fase 3: Willen: Samen zoeken jullie gezonde recepten die de cliënt lekker vindt.
  • Fase 4: Kunnen: Geen geld voor gezond eten, er is geen keuken.
  • Fase 5: Doen: Met de cliënt maak je een eetplan, dat hij blijvend denkt te kunnen volhouden en voortaan gaat volgen.
  • Fase 6: Volhouden: bedenk samen waarom hij kan terugvallen in oud gedrag en hoe hij daarop kan inspelen. Denk aan cheatday dat mag, beloningen.

Slide 21 - Tekstslide

9. Begeleidingsdoelen

Leg uit dat je intrinsieke motivatie bij mensen kunt bevorderen door in te spelen op drie basisbehoeften uit de Zelfdeterminatietheorie (ZDT).

  • Extrinsieke motivatie ontstaat door externe factoren, zoals een beloning, erkenning, dwang of straf. Dit is dus vaak gebaseerd op reacties van anderen op jouw gedrag. Denk aan wat het je oplevert als je een opleiding of diploma haalt in de zorg?


  • Intrinsieke motivatie ontstaat van binnenuit, zoals vanuit passie en ervan genieten om iets te doen. Het gaat om positieve gevoelens, die vanzelf voortvloeien uit jouw gedrag. Denk aan waarom je een opleiding wilde volgen in de zorg?

Slide 22 - Tekstslide

15.3. Transfertechnieken

Slide 23 - Tekstslide

Aan de slag met de theorie (30 minuten)
Pak je boek: Professional Maatschappelijke zorg  (fysiek niet online)
Lees: 
  • Thema 15.3 Mobiliteitsvraagstukken 

Boek: Methodisch begeleiden  (fysiek niet online)
Lezen
  • Thema 7 Begeleiden en ondersteunen
  • Thema 9 Begeleidingsdoelen











Slide 24 - Tekstslide

Huiswerk

1. Stage:

Onderzoek op je stage of je als begeleider zorg overneemt of overlaat. (Tip: denk aan ondersteuningsplan-behoefte van de cliënt)

Let op: Deze informatie kun je gebruiken bij stap 2 van de eindopdracht gedragsobservatie op de BPV

2. Verwerkingsopdrachten:
Boek: Methodisch begeleiden:
  • Thema 7: Opdracht 1, 4 en 7.
 









Slide 25 - Tekstslide

Afsluiting....check lesdoelen


  • Je legt uit wat mobiliteit is.
  • Je omschrijft het begeleiden en ondersteunen van cliënten
  • Je hanteert als uitgangspunt bij begeleiden en ondersteuning de eigen regie en zelfredzaamheid
  • Je houdt rekening bij de begeleiding en ondersteuning met de mogelijkheden van naastbetrokkenen en de belastbaarheid van de cliënt
  • Je beschrijft hoe je de begeleiding opbouwt en afbouwt
  • Je omschrijft valkuilen bij begeleiden en ondersteunen.
  • Je licht de balans tussen overlaten en overnemen toe
  • Je verduidelijkt hoe je mensen in verschillende fasen van gedragsverandering van Balm (openstaan, begrijpen, willen, kunnen, doen en volhouden) kunt stimuleren.
  • Je legt uit dat je intrinsieke motivatie bij mensen kunt bevorderen door in te spelen op drie basisbehoeften uit de Zelfdeterminatietheorie (ZDT) 
























Slide 26 - Tekstslide

AFSLUITING


BEDANKT voor je inzet! 

Slide 27 - Tekstslide