Hst 26 Schrijfvaardigheid De lezer activeren

1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Programma
  1. Nakijken
  2. Terugblik
  3. Doelen benoemen
  4. Uitleg AIDA model
  5. Zelfstandig werken
  6. Afsluiting en vooruitblik

Slide 2 - Tekstslide

Nakijken

Les 24
opdracht 2, 3, 4, 5 en 6

Slide 3 - Tekstslide



Maak in tweetallen van deze whatsapp een formeel bericht 


Slide 4 - Tekstslide

Leerdoelen 
Weten dat je met een activerende tekst lezers kunt aansporen om iets te doen en welke stappen horen bij het schrijven 

Ik kan in een tekst/filmpje AIDA stappen herkennen en benoemen wat een schrijver wil bereiken



Slide 5 - Tekstslide

Hst 26 schrijfvaardigheid lezer activeren
Je doel is dan de lezer/kijker overhalen om iets wel/niet te doen 

Voorbeeld activerende teksten: 
  • Reclamefolder
  • Advertentie 
  • Uitnodiging 

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

AIDA (blz. 106)
A= aandacht trekken van je lezer
I= interesse wekken
D= drang creëren om iets te gaan doen 
A = actie gaan nemen 

Slide 8 - Tekstslide

Wat betekent het tekstdoel 'activeren'?
A
Schrijver wil lezer aansporen iets te doen
B
Schrijver wil laten zien hoe je iets moet doen
C
Schrijver wil met feiten informatie geven over product
D
Schrijver wil dat je van mening veranderd

Slide 9 - Quizvraag

Filmpje 
Kijk mee
Na afloop de vraag: welke gedragsverandering wil de maker van dit filmpje bereiken? 

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Welke gedragsverandering wil de maker van dit filmpje (SIRE) bereiken?

Slide 12 - Open vraag

Voor wie is dit filmpje bedoeld?
A
Ouders, die meer op hun kind zouden moeten letten
B
Social Media bedrijven, die geen jonge kinderen toegang moeten geven
C
Jongeren, die alleen nog maar leven in, op en voor social media
D
Oudere mensen, om te leren hoe leuk social media zijn

Slide 13 - Quizvraag

Maak deze zin aantrekkelijker (stap 2 AIDA)
"Als je een maand naar Frankrijk gaat, leer je veel over de cultuur"

Slide 14 - Open vraag

Slide 15 - Video

Welke gedragsverandering wil de maker van dit filmpje (SIRE) bereiken?

Slide 16 - Open vraag

Voor wie is dit filmpje bedoeld?
A
Carriere-tijgers die blij zijn met hun leven
B
Mensen met een goede baan, maar die daar niet gelukkig zijn
C
Als reclame voor herscholing
D
Als reclame voor lease-auto's

Slide 17 - Quizvraag

Slide 18 - Video

Welke zin heb je gevonden?
Welke stap in AIDA (blz. 106/108) voldoet deze?

Slide 19 - Open vraag

Als het goed is 
heb je geleerd wat het AIDA model is (aandacht, interesse, drang, actie) 
en heb je zelf nagedacht over welk soort slogans jij interessant vindt en hiervan een voorbeeld genoemd

Slide 20 - Tekstslide

Zelf aan de slag
  • Maak les 24 opdracht 2, 3, 4, 5 en 6 op pagina 99 t/m 101 
  • Klaar? Stillezen
  • Je mag zachtjes overleggen met je buur. 
  • Je maakt de opdrachten in je schrift!
  • Let op spelling en het maken van goede zinnen!

Slide 21 - Tekstslide

Nu tot einde les op Numo:  leerplan 
werkwoordspelling

Of: schrijven aan je SO betoog 

Slide 22 - Tekstslide

Programma
  1. Nakijken
  2. Terugblik
  3. Doelen benoemen
  4. Uitleg AIDA model
  5. Samenwerkingsopdrachten maken 
  6. Afsluiting en vooruitblik

Slide 23 - Tekstslide

Nakijken

Les 24
opdracht 2, 3, 4, 5 en 6

Slide 24 - Tekstslide

Leerdoelen 
Weten dat je met een activerende tekst lezers kunt aansporen om iets te doen en welke stappen horen bij het schrijven 

Ik kan in een tekst/filmpje AIDA stappen herkennen en benoemen wat een schrijver wil bereiken



Slide 25 - Tekstslide

AIDA (blz. 106)
A= aandacht trekken van je lezer
I= interesse wekken
D= drang creëren om iets te gaan doen 
A = actie gaan nemen 

Slide 26 - Tekstslide

Aan de slag
- Zoek drie slogans: (reclame) zinnen die je heel goed vindt.

- Waarom vind je die goed? 

- Zet deze jou tot actie? 

- En van welke stap in het AIDA model maakt deze slogan gebruik? 
Bijv. 'Al het goeie komt van Melkuniekoeien' of 
'Calvé Pindakaas, wie is er niet groot mee geworden' 

Klaar? Maken opdracht 6 en 7 op blz. 108 en 109

Slide 27 - Tekstslide