Als je naar personen, dieren of dingen verwijst, kan je daarvoor een persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord gebruiken.
Een persoonlijk voornaamwoord verwijst naar een persoon dier of ding.
Wij keken naar de wedstrijd.
Jullie zijn te laat voor de wedstrijd.
Een bezittelijk voornaamwoord geeft aan dat het van iemand is.
Dat is mijn laptop.
De docent beantwoord al jullie vragen.