Gedrag

Hoofddoel
  • Na deze les weet je (weer) wat gedragsbiologie is, wat de belangrijkste functies van gedrag zijn en hoe gedrag veroorzaakt wordt.

begrippen: inwendige prikkel, uitwendige prikkel, supernormale prikkel, sleutelprikkel, signaal, fitness, imitatie, klassiek- en operant conditioneren, inzicht, gewenning, inprenting.

theorie 9.1 en 9.2.2
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 7 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Hoofddoel
  • Na deze les weet je (weer) wat gedragsbiologie is, wat de belangrijkste functies van gedrag zijn en hoe gedrag veroorzaakt wordt.

begrippen: inwendige prikkel, uitwendige prikkel, supernormale prikkel, sleutelprikkel, signaal, fitness, imitatie, klassiek- en operant conditioneren, inzicht, gewenning, inprenting.

theorie 9.1 en 9.2.2

Slide 1 - Tekstslide

Niko Tinbergen
  • Welke functie heeft gedrag in de natuur?
  • Wat is de directe aanleiding voor gedrag?
  • Hoe ontstaat gedrag tijdens de ontwikkeling van een dier?
  • Hoe verandert gedrag in de loop van de evolutie?


Slide 2 - Tekstslide

1. functies
  • Succesvol gedrag leidt tot overleving, groei en voortplanting
  • Gedrag ontstaat als reactie op inwendige en uitwendige prikkels
  • Succesvol gedrag wordt geleerd door: inprenting, gewenning, imitatie, oefening, operant- en klassiek conditioneren en inzicht.

Slide 3 - Tekstslide

Doel
Je kunt in een gegeven situatie inschatten hoe gedrag van een mens/dier de fitness kan verhogen of verlagen

Slide 4 - Tekstslide

fitness
.fitness: voortplantingssucces

absoluut: hoeveel (klein) kinderen krijgt een individu.

relatief: hoeveel kinderen krijgt een individu ten opzicht van het gemiddelde





Slide 5 - Tekstslide

Het uiterlijk van deze vogel zorgt voor zowel een voordeel als een nadeel als het gaat om zijn fitness. Benoem beiden en leg uit.

Slide 6 - Open vraag

Waardoor is de fitness van dieren die fysieke conflicten vermijden groter?

Slide 7 - Open vraag

Doel
Je kunt aangeven hoe verschillende prikkels samen kunnen zorgen voor voldoende motivatie om bepaald gedrag te vertonen.

Slide 8 - Tekstslide

Niko Tinbergen
  • Welke functie heeft gedrag in de natuur?
  • Wat is de directe aanleiding voor gedrag?
  • Hoe ontstaat gedrag tijdens de ontwikkeling van een dier?
  • Hoe verandert gedrag in de loop van de evolutie?


Slide 9 - Tekstslide

2. aanleiding
  • Succesvol gedrag leidt tot overleving, groei en voortplanting
  • Gedrag ontstaat als reactie op inwendige en uitwendige prikkels
  • Succesvol gedrag wordt geleerd door: inprenting, gewenning, imitatie, oefening, operant- en klassiek conditioneren en inzicht.

Slide 10 - Tekstslide

Sleep de voorbeelden naar de juiste prikkel; inwendig of uitwendig
Inwendige prikkel
Uitwendige prikkel
Omgevingstemperatuur
Geluiden
Voortplantingsdrang
Honger
Pijn

Slide 11 - Sleepvraag

in- of uitwendig
inwendig:
waargenomen door receptoren in het lichaam. Receptoren voor hormonen, of inwendige zintuigen.

uitwendig:
waargenomen door externe zintuigen: oren, ogen, neus, tong, huidzintuigen

Slide 12 - Tekstslide

Motivatie
Motivatie is de bereidheid tot het verrichten van bepaald gedrag door een prikkel. 

Bijvoorbeeld: 
Je hebt honger en je ruikt vers brood. Je motivatie om te eten is dan hoog. 

Slide 13 - Tekstslide

Wanneer reageer je?
  • Drempelwaarde (wel of niet reageren) 

  • Motivatie (bereidheid)

Slide 14 - Tekstslide

Motivatie  tot gedrag

Slide 15 - Tekstslide

Beschrijf een andere situatie (mens of dier) waarbinnen je interne- en externe prikkels, motivatie, behoefte, gedrag, bevrediging en negatieve terugkoppeling uitlegt. Tekenen + foto mag ook
timer
5:00

Slide 16 - Open vraag

Doel
Je kunt met behulp van algemene regels de verschillende vormen van conflictgedrag in een specifieke situatie onderscheiden.

Slide 17 - Tekstslide

tegenstrijdige prikkels
conflictgedrag
  • ambivalent: dier vertoont afwisselend tegengesteld gedrag
  • omgericht: dier richt het gedrag op een ander object/dier dan het object/dier dat het gedrag veroorzaakt.
  • oversprong: dier vertoont gedrag uit een niet relevant gedragssysteem

Slide 18 - Tekstslide

Gedragssystemen zijn o.a.
  • Fourageergedrag (voedsel zoeken)
  • Poetsgedrag
  • Vluchtgedrag
  • Exploratief gedrag (onderzoeken/verkennen)
  • Sociaal gedrag, oa
           -voortplantingsgedrag
           -teritoriumgedrag
 


Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video

Slide 21 - Video

Afgaand op beide filmpjes, is het oorbijten in de bio-industrie ambivalent, omgericht, of oversprong gedrag? Motiveer je antwoord

Slide 22 - Open vraag

Slide 23 - Video

Hier was sprake van
A
ambivalent gedrag
B
omgericht gedrag
C
overspronggedrag
D
normaal gedraag

Slide 24 - Quizvraag

Doel
Je kunt in een gegeven situatie beargumenteren of een externe prikkel een sleutel- of supernormale prikkel is (of geen van beiden)

Slide 25 - Tekstslide

Bijzondere prikkels
sleutelprikkel: prikkel/signaal dat steeds dezelfde reactie oproept

(soms alleen als het dier door inwendige prikkels voldoende gemotiveerd is, bv in de broedperiode)

supernormale/supranormale prikkel
versterkte sleutelprikkel die een sterkere reactie dan normaal oproept



Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Video

Slide 28 - Video

Slide 29 - Video

Slide 30 - Video

Hoeveel sterren zou jij de stal van Wageningen Universiteit geven? Leg uit waarom.

Slide 31 - Open vraag