Grammar unit 3: comparisons/ vergelijkingen

Grammar: comparisons
Trappen van vergelijking. 
Je vergelijkt mensen, dieren en dingen met elkaar. 

Unit 3, lesson 2.

1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsSecundair onderwijs

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Grammar: comparisons
Trappen van vergelijking. 
Je vergelijkt mensen, dieren en dingen met elkaar. 

Unit 3, lesson 2.

Slide 1 - Tekstslide

Vergelijkingen maken
Je kunt met de trappen van vergelijking mensen, dieren en dingen met elkaar vergelijken.

Peter is 13 jaar oud en Joost is 14 jaar oud.
Joost is ouder dan Peter. 
Joost is de oudste jongen in onze klas.

Slide 2 - Tekstslide

Vergrotende trap
Met de vergrotende trap vergelijk je twee of meer dingen met elkaar.

He is taller than his father. > He is langer dan zijn vader.
Het woordje 'than' staat vaak in deze vergelijkingen.

Slide 3 - Tekstslide

Overtreffende trap
Met de overtreffende trap zeg je dat iets niets meer kan overtreffen. Het is het beste, slechtste of mooiste wat er bestaat.

He is the smartest child in this class. >Hij is het slimste kind in deze klas.
Je herkent een zin in de overtreffende trap aan het woord 'the'.

Slide 4 - Tekstslide

Voorbeelden
He is taller than his father.
Tall verandert in taller in de vorige zin.

Smart verandert in smartest in de vorige zin.

He is the smartest child in this class.

Slide 5 - Tekstslide

Lettergrepen
Uit hoeveel lettergrepen bestaat het bijvoeglijk naamwoord dat je moet gebruiken?

Je kunt bijvoorbeeld klappen in je handen om zo het aantal lettergrepen te vinden van het woord beautiful.
beau - ti - ful  > 3 lettergrepen.

Slide 6 - Tekstslide

1 lettergreep
Small, old, strong, cold, fast hebben allemaal één lettergreep.

Bij de vergrotende trap voeg je +er toe aan het woord.
He is smaller than me.  > He is kleiner dan ik.
She is stronger than you. > Zij is sterker dan jou.

Slide 7 - Tekstslide

1 lettergreep
Bij de overtreffende trap voeg je +est toe aan het woord.

He is the smallest child in our class. > Hij is het kleinste kind in onze klas.
She is the strongest child in our class. > Zij is het sterkste kind in onze klas. 

Slide 8 - Tekstslide

Verandering spelling!
Let op!
Eindigt het woord al op een -e, dan hoef je alleen maar +r of +st toe te voegen.

large - larger - largest. 
safe - safer - safest

Slide 9 - Tekstslide

Verandering spelling
Eindigt het bijvoeglijk naamwoord op een medeklinker + y?
Dan verandert de 'y' in een 'i'.
Daarna + er  / + est. 

Happy > happier > happiest.

Slide 10 - Tekstslide

Twee of meer lettergrepen
Bestaat het bijvoeglijk naamwoord uit twee of meer lettergrepen? 

Dan zet je more of most voor het bijvoeglijk naamwoord. Het bijvoeglijk naamwoord verander je niet.
More awful - most awful.
More beautiful - most beautiful.

Slide 11 - Tekstslide

Twee of meer lettergrepen

This shirt is more beautiful than that one.

This cat is the most beautiful cat in the world.

Slide 12 - Tekstslide

Twee lettergrepen
Een aantal woorden met twee lettergrepen krijgen ook +er / +est. ( Het gaat om woorden die eindigen op: le, er, ow, y.)
Voorbeelden:
Simple (-le) > simpler - simplest
clever (-er) - cleverer - cleverest
narrow (-ow) - narrower - narrowest
pretty (-y) - prettier - prettiest
quiet - quieter - quietest

Slide 13 - Tekstslide

Twee lettergrepen
Bijvoeglijke naamwoorden die niet op -le, er, ow en y eindigen, krijgen + more / + most voor het woord.

cheerful (= vrolijk) > more cheerful > most cheerful.
famous (=beroemd) > more famous > most famous.

Slide 14 - Tekstslide

Geef de vergrotende trap van big.

Slide 15 - Open vraag

Geef de overtreffende trap van pretty.

Slide 16 - Open vraag

Sanne is ____(wise) than Jari.

Slide 17 - Open vraag

Jane is ....(smart) than me.

Slide 18 - Open vraag

Uitzonderingen
Deze bijvoeglijke naamwoorden veranderen onregelmatig. Leer deze uit je hoofd:

good - better - best
bad - worse - worst


Slide 19 - Tekstslide

Voorbeelden
The pink cake is better than the green one.
This is the best cake ever!

My drawing is worse than yours.
My drawing is the worst.

Slide 20 - Tekstslide

Ronald is ____(good) at English than me.

Slide 21 - Open vraag

I am the ____(bad) driver in the world.

Slide 22 - Open vraag

Oefenen
Naast de opdrachten op de weekplanner kun je dit onderwerp ook extra oefenen met de test jezelf en versterk jezelf op de website van All Right.

Slide 23 - Tekstslide

Ik kan de vergrotende en overtreffende trap vormen in het Engels.
A
Ja
B
Nog niet.
C
Ik moet nog even oefenen.

Slide 24 - Quizvraag

HERHALING:
Nikki is as … as Jeroen
A
cooler
B
cool
C
funnier
D
coolest

Slide 25 - Quizvraag

HERHALING:
Kayleigh is … than Senne
A
more studious
B
happy
C
sweet
D
louder

Slide 26 - Quizvraag

HERHALING:
Ronald is the … teacher of them all.
A
weirder
B
most handsome
C
best
D
greatest

Slide 27 - Quizvraag