H3 spelling werkwoorden

Spelling koppelteken en weglatingsstreepje
Ik kan persoonsvormen in de tegenwoordige tijd op -d en -dt correct spellen.
Filmpje en groene blok werkwoorden.
Deze lessonup doornemen.

Nederlands
Spelling werkwoorden opdracht 1 t/m 5 maken
Hoe ging het?
Kun je nu persoonsvormen in de tegenwoordige tijd correct spellen?

Elke les Nederlands leesboek mee.
Afmaken spelling opdracht 1 t/m 5 voor morgen!
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Spelling koppelteken en weglatingsstreepje
Ik kan persoonsvormen in de tegenwoordige tijd op -d en -dt correct spellen.
Filmpje en groene blok werkwoorden.
Deze lessonup doornemen.

Nederlands
Spelling werkwoorden opdracht 1 t/m 5 maken
Hoe ging het?
Kun je nu persoonsvormen in de tegenwoordige tijd correct spellen?

Elke les Nederlands leesboek mee.
Afmaken spelling opdracht 1 t/m 5 voor morgen!

Slide 1 - Tekstslide

De STAM van een werkwoord

De stam van een werkwoord vind je door van het hele werkwoord -en af te halen; wat je overhoudt, is de stam.




Bijvoorbeeld:

worden - en = word

leiden - en = leid

houden -en = houd


Slide 2 - Tekstslide

De STAM van een werkwoord

Soms ziet de stam van het werkwoord er gek uit





geloven - en = gelov

reizen - en = reiz

lopen - en = lop



Slide 3 - Tekstslide

De STAM van een werkwoord

Als je het woord moet schrijven, pas je de stam aan

naar de ik-vorm





geloven - en = gelov - de ik-vorm = geloof

reizen - en = reiz - de ik-vorm = reis

lopen - en = lop - de ik-vorm = loop


Slide 4 - Tekstslide

De persoonsvorm spellen in de

tegenwoordige tijd


Als de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd staat,

zijn er maar drie mogelijkheden

Slide 5 - Tekstslide

1. STAM

Enkelvoud ik-vorm of jij/je erachter:

schrijf alleen de stam


ik loop

ik fiets

ik praat

ik vind

loop jij/je

fiets jij/je

praat jij/je

vind jij/je


Slide 6 - Tekstslide

Let op!
Kun je "je" door "jij" vervangen dan ik-vorm.

Loop je? ("je" kun je vervangen door "jij"dus stam)
Loopt je vader? ("je" kun je niet vervangen door "jij", wel door "jouw", "je vader" is "hij" dus stam +t)

Slide 7 - Tekstslide

2. STAM + T

Enkelvoud andere vormen:

schrijf de stam + t


jij loopt

hij fietst

zij/ze praat

u praat

Fred vindt

Slide 8 - Tekstslide

3. HELE WERKWOORD

Meervoud:

schrijf het hele werkwoord (infinitief)


wij lopen

zij/ ze fietsen

jullie praten

Fred en Laurien vinden

Slide 9 - Tekstslide

Let op!
Hij betaalt de rekening. 
Hij heeft de rekening betaald
Marnix bestelt de boeken online. 
De boeken zijn besteld
Marloes verwent haar kat met een blikje vlees.
Dat kind is een beetje verwend.


Slide 10 - Tekstslide

Bedenk een zin met
bepaalt en bepaald

gelooft en geloofd

bewaart en bewaard

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Link

Ik (beantwoorden) de vraag.

Slide 13 - Open vraag

Het vliegtuig (landen) op Schiphol.

Slide 14 - Open vraag

Melvin (laden) zijn telefoon op.

Slide 15 - Open vraag

(vermoeden) je vader dat je liegt?

Slide 16 - Open vraag

(verbranden) je snel in de zon?

Slide 17 - Open vraag

(Vinden) je zus dat ook?

Slide 18 - Open vraag

Aan de slag:
Maak opdracht 1 t/m 5
Nakijken en verbeteren
Werk laten zien

Slide 19 - Tekstslide

antwoorden
Startopdracht
a De leerling-verpleegster verbindt de wond zo zorgvuldig mogelijk.
b Na een moeizaam begin werkt Maurice nu hard voor een mooi cijfer.
c Vertrouw jij Era jouw nieuwe spijkerjack toe?
d Morgen word jij om 9.00 uur verwacht bij de orthodontist.

Bij zin 1 en zin 4 kan de pv problemen geven met de spelling. Omdat de ik-vorm op -d eindigt, kun je niet het verschil horen tussen d of dt (verbind klinkt hetzelfde als verbindt en word klinkt hetzelfde als wordt).


Slide 20 - Tekstslide

antwoorden
Opdracht 1
1 Je verraadt toch zeker je spiekende klasgenoot niet?
2 De vader van het grote gezin laadt de caravan al dagen van tevoren in.
3 Ik bevind mij momenteel in een lastige situatie.
4 In de tuin van de buren bespiedt de kat de vogels.
5 Vind je dit compromis wel een goede oplossing?
6 Normaal gesproken vergoedt de verzekering deze inbraakschade.

Slide 21 - Tekstslide

antwoorden
Opdracht 2
1 Houd de paraplu stevig vast met deze harde wind!
2 De Nederlandse economie herstelt veel langzamer dan verwacht.
3 Na een lange wandeling belandt de verdwaalde toerist in een idyllisch dorp.
4 Wordt je vriendin Enola ook uitgenodigd voor Franks verjaardag?
5 De geschaafde knie van het gevallen meisje bloedt nog altijd hevig.
6 Hopelijk gebeurt er niets vervelends bij de volgende kampioenswedstrijd.

Slide 22 - Tekstslide

antwoorden
Opdracht 3
1 De hongerige tijger verslindt zijn prooi.
Deze reuzenslang heeft de marmot met huid en haar verslonden.
2 Volgens mij heb ik dit helemaal niet beloofd.
De nieuwe partij belooft beter onderwijs voor iedereen.
3 Het ijzeren hangslot verroestte in de regen.
Ligt daar een verroeste fiets in de gracht?
4 Bijna niemand onthoudt al zijn wachtwoorden.
Onthoud jij wat we zaterdag moeten meenemen naar de barbecue?

Slide 23 - Tekstslide

antwoorden
Opdracht 4
1 ‘Moordenaar bekent’ betekent: de moordenaar bekent de moord, hij geeft toe.
2 ‘Moordenaar bekend’ betekent: de moordenaar is bekend.
3 ‘Premier verbaast’ betekent: de premier verbaast ons of anderen.
4 ‘Premier verbaasd’ betekent: de premier is (zelf) verbaasd.

Bij de a-zinnen is sprake van een werkwoordelijk gezegde: bekent en verbaast zijn werkwoorden.
Bij de b-zinnen is sprake van een naamwoordelijk gezegde: bekend en verbaasd zijn bijvoeglijke naamwoorden.

Slide 24 - Tekstslide

antwoorden
Opdracht 5
1 pvtt vindt; bn gedode
2 inf aanrichten
3 vd begeleid
4 od schreeuwend; pvvt = vluchtte; bn = geschrokken; bn = ingestorte
5 vd gedoofd
6 pvtt aanvaard

Slide 25 - Tekstslide

antwoorden
Opdracht 6*
1 De aangehouden man stribbelde tegen toen de agent zijn bagage inspecteerde.
2 Meld jij de docent straks dat Ineke zich overal mee bemoeit?
3 Het verbaast mij dat jij dit weet, want ik heb het niemand verteld.
4 Slechts een enkeling realiseert zich wat er allemaal met dit afval gebeurt.


Slide 26 - Tekstslide