Werkwoordspelling

Werkwoordspelling
Hoofdstuk 3 + 4
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Werkwoordspelling
Hoofdstuk 3 + 4

Slide 1 - Tekstslide

Je verraad/verraadt toch zeker je spiekende klasgenoot niet?
A
verraad
B
verraadt

Slide 2 - Quizvraag

De vader van het grote gezin laad/laadt de caravan al dagen van tevoren in.
A
laad
B
laadt

Slide 3 - Quizvraag

Ik bevind/bevindt mij momenteel in een lastige situatie.
A
bevind
B
bevindt

Slide 4 - Quizvraag

Vind/Vindt je dit compromis wel een goede oplossing?
A
Vind
B
Vindt

Slide 5 - Quizvraag

Regels
werkwoordspelling
d of dt

Slide 6 - Woordweb

Wat is het verschil in betekenis?

Moordenaar bekent / Moordenaar bekend

Slide 7 - Open vraag

Wat is het verschil in betekenis?

Premier verbaast/ Premier verbaasd

Slide 8 - Open vraag

-de(n), -dde(n), -te(n), -tte(n)
post- posten - postten
vergoed-vergoeden - vergoedden
verbrand-verbranden - verbrandden

Werkwoorden waarbij de ik-vorm tt op -d of -t eindigt. 

Slide 9 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord
Van een voltooid deelwoord kun je een bijvoeglijk naamwoord maken. Als het voltooid deelwoord eindigt op -d of -t, schrijf je het bn zo kort mogelijk, dus met -de of -te.
vergoeden > vergoed: de vergoede schade
testen > getest: het uitvoerig geteste vuurwerk

Slide 10 - Tekstslide

Uitzondering
Soms is -dde of -tte nodig voor de uitspraak:

- redden > gered: de geredde vluchteling
fout: de gerede vluchteling

witten > gewit: de gewitte muur
fout: de gewite muur

Slide 11 - Tekstslide