5/4 WS H4 stijlfiguren pleonasme tautologie 3h1

Woordenschat
H4
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Woordenschat
H4

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  • Korte activiteit
  • Instructie/quiz
  • Werken 
  • Afsluiten

Slide 2 - Tekstslide

Spelen met woorden: raadsels
Geef iedereen de kans om het raadsel op te lossen: roep je geen antwoorden door de klas, maar doe je het in je hoofd.
  • Lees eerst het raadsel en probeer hem in je hoofd op te lossen (schrijf je antwoord eventueel even in je schrift op)
  • Schrijf je antwoord in de volgende sheet.
  • Denk aan hoofdletters en leestekens.

Slide 3 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen een prins en een boer?

Slide 4 - Open vraag

Wat is de minst gesproken taal ter wereld?

Slide 5 - Open vraag

Hoe noem je een teek die van dansen houdt?

Slide 6 - Open vraag

Leerdoelen
Aan het einde van deze les:
  • weet je wat de stijlfiguren hyperbool, eufemisme, understatement inhouden
  • kan je de stijlfiguren hyperbool, eufemisme, understatement herkennen en benoemen
  • heb je geoefend met de stijlfiguren hyperbool, eufemisme, understatement
  • kan je een pleonasme en tautologie herkennen en benoemen.
  • kan je contaminaties herkennen en benoemen in een tekst.
  • kan je formuleerfouten vermijden in je eigen tekst.

Slide 7 - Tekstslide

Schrijf drie dingen op die je
van de vorige les onthouden hebt.

Slide 8 - Woordweb

Stijlfiguren
  • Maken een tekst of verhaal aantrekkelijker
  • Gebruik je om iets te benadrukken
Lichter
Zwaarder
Extra

Slide 9 - Tekstslide

Herhaling H1

herhaling,
tegenstelling,
opsomming

Slide 10 - Tekstslide

Herhaling
Een woord of woordgroep wordt herhaald
Nooit, maar dan ook nooit, zal ik jou begrijpen.

"Nee, nee, nee", zei moeder boos.

Slide 11 - Tekstslide

Tegenstelling
Woorden, zinnen of tekstgedeelten zijn tegengesteld
Op het feest was veel te doen voor groot en klein.

In het donker is geen lichtpunt

Slide 12 - Tekstslide

Opsomming
Opsomming van namen, feiten of andere dingen

Er zijn 3 bijzondere gevallen:
  1.  de drieslag
  2.  de climax
  3.  de omgekeerde climax

Slide 13 - Tekstslide

De drieslag
Opsomming van 3 woorden, 3 zinsdelen of 3 zinnen
Ik wil weg, ik wil naar huis, ik wil naar bed.

Ik kwam, ik zag, ik overwon.

Slide 14 - Tekstslide

De  climax
Steeds sterker wordende reeks woorden
Twee, zes, twintig, honderd mensen kwamen naar het feest toe.

Multatuli schreef in de ‘Max Havelaar’:
Want aan U draag ik mijn boek op, Willem de Derde, Koning, Groothertog, Prins… meer dan Prins, Groothertog en Koning… Keizer van het prachtige rijk van Insulinde dat zich slingert om de evenaar, als een gordel van smaragd…

Slide 15 - Tekstslide

De omgekeerde climax / anticlimax
Steeds zwakker wordende reeks woorden
Hij is wereldberoemd, nou ja… in Nederland, eh in Zaltbommel dan. Ik bedoel: daar hebben ze van hem gehoord.

Slide 16 - Tekstslide


H2

hyperbool, eufemisme, understatement

Slide 17 - Tekstslide

Hyperbool
Een hyperbool is een sterke overdrijving.
We hebben ons kapot gelachen.
Zijn ogen vielen uit zijn kassen toen hij zag dat iemand zijn auto had gestolen.

Slide 18 - Tekstslide

Eufemisme
Een eufemisme verzacht de werkelijkheid bij vervelende situaties.
Hij gaat creatief om met de waarheid.
Onze hond is gisteren heengegaan. 


Slide 19 - Tekstslide

Understatement
Een afzwakking. Iets minder erg laten lijken dan het is. Vaak is dit grappig bedoeld
Messi kan wel een aardig balletje trappen.

Dat is een prima huisje

Slide 20 - Tekstslide

Wat wordt er bedoeld met een pleonasme en een tautologie?

Slide 21 - Woordweb

Tautologie en pleonasme
H4

Slide 22 - Tekstslide

Tautologie
Twee dezelfde woordsoorten samen gebruikt.
Je kan er 1 weglaten en dan is de zin correct.
Twee mogelijkheden.
Voor altijd en eeuwig
Misschien wellicht komen ze erachter.

Pleonasme
Twee verschillende woordsoorten overlappen elkaar, ze zijn niet beide nodig. --> kenmerk, zit al in het woord besloten. Maar 1 mogelijkheid.
De rode tomaat
De bitcoin is omlaag gekelderd.

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Video

De oude bejaarde ging op donderdag een gezellig potje klaverjassen.
A
Tautologie
B
Pleonasme

Slide 25 - Quizvraag

Wij hopen in staat te zijn u volgende week te kunnen halen.
A
Tautologie
B
Pleonasme

Slide 26 - Quizvraag

Na korte tijd wisten de eerste docenten even later toch binnen te komen.
A
pleonasme
B
tautologie

Slide 27 - Quizvraag

Kwaadwillige laster veroorzaakt veel verdriet.
A
pleonasme
B
tautologie

Slide 28 - Quizvraag

Werk voor deze en de volgende les + huiswerk: Alvast aan het werk? 
  • je begrijpt de lesstof/theorie voldoende (je kunt het groene theorieblok uit je boek gebruiken als ondersteuning) 
  • je werkt in stilte en je mag niet praten of overleggen en geen vragen stellen
  • je bent echt aan het werk!
Klaar = in stilte lezen of werken aan een ander vak

Blz. 120/125, opdracht 1 t/m 5
+ nakijken en verbeteren met een andere kleur!
Wat niet af is = huiswerk
Stel de volgende les vragen over fouten die je niet begreep!

Slide 29 - Tekstslide

Tautologie
Twee dezelfde woordsoorten samen gebruikt.
Je kan er 1 weglaten en dan is de zin correct.
Twee mogelijkheden.
Voor altijd en eeuwig
Misschien wellicht komen ze erachter.

Pleonasme
Twee verschillende woordsoorten overlappen elkaar, ze zijn niet beide nodig. --> kenmerk, zit al in het woord besloten. Maar 1 mogelijkheid.
De rode tomaat
De bitcoin is omlaag gekelderd.

Slide 30 - Tekstslide

Pleonasme
Bij een pleonasme gebruik je een eigenschap van een woord dat al vanzelfsperkend bij dat woord hoort

Bijvoorbeeld:
De witte sneeuw is erg koud. ( sneeuw is wit van zichzelf)
Het grijze beton is strak gegoten (beton is al grijs)
Vorige week heeft hij zijn werk weer hervat (weer weglaten).

  • Je kan het pleonasme gebruiken om een eigenschap van een woord te benadrukken.

Slide 31 - Tekstslide

Tautologie
Bij een tautologie gebruik je twee verschillende woorden met dezelfde betekenis.

Voorbeeld:
Natuurlijk zullen wij vanzelfsprekend ons best doen.
Wat jij zegt is vast en zeker waar, maar toch wil ik het zelf zien.

  • Je kan de tautologie gebruiken als versterking van wat je wil zeggen


Slide 32 - Tekstslide

Er wonen circa 200 à 220 mensen.
A
tautologie
B
pleonasme

Slide 33 - Quizvraag

Zodra wij de uitslag hebben, bellen wij u onmiddellijk.
A
pleonasme
B
tautologie

Slide 34 - Quizvraag

Aan het eind van de voorstelling daalde het gordijn langzaam naar beneden.
A
tautologie
B
pleonasme

Slide 35 - Quizvraag

Wij waren gisteren bijna verdwaald in de grijze mist.
A
pleonasme
B
tautologie

Slide 36 - Quizvraag

In de vergadering zullen we ons uitsluitend tot de hoofdzaken beperken.
A
tautologie
B
pleonasme
C
D

Slide 37 - Quizvraag

Werk voor deze  en de volgende les + huiswerk: 

Blz. 120/125, opdracht 1 t/m 5
+ nakijken en verbeteren met een andere kleur!

Wat niet af is = huiswerk
Stel de volgende les vragen over fouten die je niet begreep!
timer
10:00

Slide 38 - Tekstslide

Ik weet wat de stijlfiguren herhaling, tegenstelling en opsomming inhouden en kan deze stijlfiguren herkennen en benoemen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 39 - Poll

Ik weet wat de stijlfiguren hyperbool, eufemisme, understatement inhouden en kan deze stijlfiguren herkennen en benoemen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 40 - Poll

Reflectie:
Wat ging bij jou goed tijdens deze les?
Wat kan nog iets beter?

Slide 41 - Open vraag

Feedback:
Wat vond je fijn/goed aan deze les?
Wat zou je liever anders willen zien?

Slide 42 - Open vraag