Tijdsbepaling met im, am, um en kloktijden

Herzlich Wilkommen!





Ik zit op mijn vaste plek van de plattegrond

1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo t, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

Herzlich Wilkommen!





Ik zit op mijn vaste plek van de plattegrond

Slide 1 - Tekstslide

timer
1:30
Ga op je telefoon of tablet naar: www.lessonup.com
login met deze
pin code 
Gebruik je echte naam!

Slide 2 - Tekstslide

Grammatik A: tijdsbepalingen met im, am, um, von... bis (S. 101)
Aan het einde van de les kun je:
- kun je de tijd aangeven en im, am, um, von... bis gebruiken;
- kun je de kloktijden gebruiken.

Slide 3 - Tekstslide

Tijdsbepalingen
1. im →  Als je wilt zeggen in welke maand/ seizoen iets gebeurt.
2. am →  Als je wilt zeggen in welke datum /dag vd week/dagdeel iets gebeurt. 
3. um →  Als je wilt zeggen om hoe laat iets gebeurt.  
4. von ....bis  →   als je tijdsduur wilt aangeven.

Slide 4 - Tekstslide

Mein Fußballtraining ist ... Dienstag... 20.00 Uhr.
A
am, um
B
im, um
C
um, am
D
um, im

Slide 5 - Quizvraag

..... Winter ist es kalt.
A
um
B
im
C
am

Slide 6 - Quizvraag

... Mai habe ich Geburtstag.
A
im
B
am
C
um

Slide 7 - Quizvraag

... 23. September gibt es eine große Party.
A
im
B
am
C
um

Slide 8 - Quizvraag

Dagdelen --> am

morgens = am Morgen = van 6 tot 9 uur 's morgens 
vormittags = am Vormittag = van 9 tot 12 uur 's morgens
mittags = am Mittag = van 12 tot 13 uur uur 's middags 
nachmittags = am Nachmittag = van 13 tot 18 uur 's middags 
abends = am Abend = van 18 tot 24 uur 's avonds 
nachts = in der Nacht = van 0 tot 6 's nachts 

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Schrijf de kloktijd voluit in het Duits:
Es ist...
Denk aan de hoofdletters!

Slide 11 - Open vraag

Schrijf de kloktijd voluit in het Duits:
vijf voor twaalf: Es ist...

Slide 12 - Open vraag

Wanneer schrijf je 'eins'? Kies 2 antwoorden!
A
Bij een half uur, half 1
B
Bij een heel uur, 1 uur
C
Bij een kwartier voor of na, kwart voor/over 1

Slide 13 - Quizvraag

Hoe schrijf je dus deze kloktijd in het Duits?
12.30
A
Es ist halb eins
B
Es ist halb ein
C
Es ist halb eins Uhr
D
Es ist halb dreißig

Slide 14 - Quizvraag

Wanneer zet je het woordje 'Uhr' achter de kloktijd?
A
Bij een heel uur, zwei Uhr
B
Bij een half uur, halb zwei Uhr
C
Bij een kwart, Viertel nach /vor zwei Uhr

Slide 15 - Quizvraag

0

Slide 16 - Video

Schrijf de betekenis op van:
können, mögen, dürfen

Slide 17 - Open vraag

Naar welke letter verandert de stamklinker bij dürfen, können en mögen?

Slide 18 - Open vraag

Vul de juiste vorm in. Kies uit de werkwoorden: dürfen – können – mögen
__________________ ihr auch Vanilleeis?

Slide 19 - Open vraag

dürfen, können of mögen
Jonas, du .............. beginnen.

Slide 20 - Open vraag

dürfen, können of mögen:
Ihr ....... gut Volleyball spielen.
timer
0:20

Slide 21 - Open vraag

Vul de juiste vorm in. Kies uit de werkwoorden: dürfen – können – mögen
Wir __________________ bis 1 Uhr ausgehen.

Slide 22 - Open vraag

dürfen, können of mögen:
Mats und Koen ......... Kanu fahren.
timer
0:20

Slide 23 - Open vraag

dürfen, können of mögen
........ ihr auch gern Fisch?

Slide 24 - Open vraag

Vul de juiste vorm in. Kies uit de werkwoorden: dürfen – können – mögen
_____________________ du gut Fußball spielen

Slide 25 - Open vraag

Wat betekent möchten?

Slide 26 - Open vraag

Vul de juiste vorm van werkwoord möchten in.
...... du einen Teller Suppe? Nein, ich ..... eine Tasse Tee.

Slide 27 - Open vraag

wat is de ihr-vorm van möchten?

Slide 28 - Open vraag

Elias ..... eine Cola.

Slide 29 - Open vraag

Was ...... Sie essen?

Slide 30 - Open vraag

het bezittelijk voornaamwoord

Vandaag ga je het bezittelijk voornaamwoord in het Duits leren.
Maar wat is eigenlijk het bezittelijk voornaamwoord?
Kijk naar het volgende uitlegfilmpje.
  

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Video

Wat is het bezittelijk voornaamwoord in deze zin?
Hoe heet jouw oma?
A
Hoe
B
heet
C
jouw
D
oma

Slide 33 - Quizvraag

Wat is het bezittelijk voornaamwoord in deze zin?
Haar moeder heet Agnes
A
haar
B
moeder
C
heet
D
Agnes

Slide 34 - Quizvraag

het bezittelijk voornaamwoord

Bezittelijke  voornaamwoorden zijn woorden als mijn, jouw, enz.

 De persoon is  de eigenaar of maker van het voorwerp: 

mijn fiets

haar tekening

hun huis

jouw broer

zijn auto

Slide 35 - Tekstslide

Let op!!!

Het bezittelijk voornaamwoord vervangt het lidwoord:


Das ist ein Fahrrad.  = Das ist mein Fahrrad

Das ist eine Schule = Das ist meine Schule


Slide 36 - Tekstslide

Zoals je hebt gemerkt, hebben wij voor elk persoon een bezittelijk voornaamwoord:

ENKELVOUD

ik - mijn - mein

jij - jouw - dein

zij - haar - ihr

hij - zijn - sein  

het - zijn - sein



Slide 37 - Tekstslide

Zoals je hebt gemerkt, hebben wij voor elk persoon een bezittelijk voornaamwoord.

MEERVOUD:

wij - ons/onze - unser

jullie - jullie - euer

zij - hun - ihr

u - uw - Ihr



Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Was ist (jouw) Name (m)?
A
sein
B
mein
C
dein
D
Ihr

Slide 40 - Quizvraag

(mijn) Hobby (o) ist Handball.
A
Meine
B
Mein
C
Deine
D
Dein

Slide 41 - Quizvraag

Das sind (onze) Eltern (mv).
A
meine
B
dein
C
ihr
D
unsere

Slide 42 - Quizvraag

(jullie) Auto (o) ist sehr schön.
A
unser
B
euere
C
unsere
D
euer

Slide 43 - Quizvraag

(onze) Klassenlehrer (m) heißt Meier.
A
Ihr
B
Ihre
C
Unser
D
Euere

Slide 44 - Quizvraag

Maaike ist (haar) Freundin (v).
A
meine
B
ihr
C
ihre
D
euere

Slide 45 - Quizvraag

(uw) Handy (o) klingelt, Frau Schmidt!
A
Dein
B
Ihr
C
Sein
D
Unser

Slide 46 - Quizvraag

Das ist (mijn) Fahrrad (o).
A
meine
B
deine
C
mein
D
sein

Slide 47 - Quizvraag