Markt en overheid 2

Markt en overheid
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Markt en overheid

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen - les 2
• met behulp van een vraagfunctie en een aanbodfunctie de evenwichtsprijs, de evenwichtshoeveelheid en -omzet berekenen.
• de vraaglijn en de aanbodlijn in een grafiek tekenen en het marktevenwicht aangeven.
• verschuivingen van de collectieve vraaglijn en aanbodlijn verklaren en de gevolgen voor het marktevenwicht beschrijven.
• de prijselasticiteit van de vraag berekenen en gevolg van de waarde van de prijselasticiteit van de vraag voor de omzet uitleggen. 
• kostenfuncties en opbrengstenfuncties in een grafiek tekenen.
• voorbeelden geven van constante kosten en variabele kosten.
• verklaren dat een producent winst maakt als de totale opbrengst hoger is dan de totale kosten en dit zowel grafisch als rekenkundig onderbouwen.
• uitleggen dat het break-evenpunt een belangrijk omslagpunt is bij de afweging om wel of niet toe te treden tot een markt.
• de relatie tussen totale kosten en gemiddeld kosten verklaren en berekenen.
• met behulp van de kosten- en de opbrengstlijn de afzet met maximale totale winst afleiden.
• met behulp van de kosten- en de opbrengstfunctie de afzet met maximale totale winst berekenen.
• uitleggen dat de totale winst toeneemt zolang de marginale opbrengst hoger is dan de marginale kosten.
• uitleggen dat de totale winst afneemt als de marginale opbrengst lager is dan de marginale kosten.
• uitleggen dat de totale winst maximaal is als de marginale opbrengst gelijk is aan de marginale kosten.

• met behulp van een vraagfunctie en een aanbodfunctie de evenwichtsprijs, de evenwichtshoeveelheid en -omzet berekenen.
• de vraaglijn en de aanbodlijn in een grafiek tekenen en het marktevenwicht aangeven.
• verschuivingen van de collectieve vraaglijn en aanbodlijn verklaren en de gevolgen voor het marktevenwicht beschrijven.
• de prijselasticiteit van de vraag berekenen en gevolg van de waarde van de prijselasticiteit van de vraag voor de omzet uitleggen.
• kostenfuncties en opbrengstenfuncties in een grafiek tekenen.
• voorbeelden geven van constante kosten en variabele kosten.
• verklaren dat een producent winst maakt als de totale opbrengst hoger is dan de totale kosten en dit zowel grafisch als rekenkundig onderbouwen.
• uitleggen dat het break-evenpunt een belangrijk omslagpunt is bij de afweging om wel of niet toe te treden tot een markt.
• de relatie tussen totale kosten en gemiddeld kosten verklaren en berekenen.
• met behulp van de kosten- en de opbrengstlijn de afzet met maximale totale winst afleiden.
• met behulp van de kosten- en de opbrengstfunctie de afzet met maximale totale winst berekenen.
• uitleggen dat de totale winst toeneemt zolang de marginale opbrengst hoger is dan de marginale kosten.
• uitleggen dat de totale winst afneemt als de marginale opbrengst lager is dan de marginale kosten.
• uitleggen dat de totale winst maximaal is als de marginale opbrengst gelijk is aan de marginale kosten.

Lesdoelen - les 2

Slide 2 - Tekstslide

Terugblik
Huiswerkcheck: 
Basis en intensief: maken 1.1 t/m 1.7 + bekijken instructievideo
Plus: maken 1.1, 1.3, 1.6, 1.7

Zijn er vragen over het huiswerk?

Nakijken met nakijkblad.

Slide 3 - Tekstslide

Concrete markt: markt die je kunt bezoeken (bv weekmarkt)
Abstracte markt: markt die je niet kunt bezoeken (bv woningmarkt)

Slide 4 - Tekstslide


VRAAG van Consumenten:
Die kopen goederen en diensten (om in behoeften te voorzien)

&

AANBOD van Producenten (bedrijven en overheid): 
Die verkopen goederen en diensten 

Slide 5 - Tekstslide




GOEDEREN --> TASTBAAR

DIENSTEN --> NIET TASTBAAR


Slide 6 - Tekstslide

We gaan nu kijken naar de vraag en aanbod van hotdogs!!

Slide 7 - Tekstslide

Wat valt 
jullie op? (zie volgende dia)
Formule:   Qv= -2000P+10.000
De vraag naar Hotdogs

Slide 8 - Tekstslide

Er is een NEGATIEF verband tussen prijs en gevraagde hoeveelheid:

  • prijs stijgt -->gevraagde hoeveelheid daalt
  • prijs daalt --> gevraagde hoeveelheid stijgt
  • In de formule zie je dat aan het -teken voor de P 

Slide 9 - Tekstslide

De vraagcurve (vraaglijn)
Formule:   
Qv= -2000P+10.000

Slide 10 - Tekstslide

Het aanbod van hotdogs
Wat valt jullie op?
(zie volgende dia)
Qa= 2500P-1250

Slide 11 - Tekstslide

Er is een POSITIEF verband tussen prijs en aangeboden hoeveelheid:
  • prijs stijgt -->aangeboden hoeveelheid stijgt ook
  • prijs daalt --> gevraagde hoeveelheid daalt ook
  • In de formule zie je dat aan het +teken voor de P

Slide 12 - Tekstslide

De aanbodcurve (aanbodlijn)
Formule:
Qa= 2500P-1250

Slide 13 - Tekstslide

VRAAGVraag 
Aanbod
            VRAAG
         AANBOD
Formule:
Qa= 2500P-1250
Formule:   
Qv= -2000P+10.000

Slide 14 - Tekstslide


BETALINGSBEREIDHEID


De vraaglijn laat zien wat de betalingsbereidheid is van de vragers. Dus de maximale betalingsbereidheid is de hoogste prijs die de vragers er voor over hebben! (aflezen in grafiek: hoogste punt van de vraaglijn dus bij Qv=0)

Slide 15 - Tekstslide


LEVERINGSBEREIDHEID


De aanbodlijn laat zien wat de leveringsbereidheid is van de aanbieders. Dus de minimale leveringsbereidheid is de laagste prijs die de aanbieders voor hun product willen ontvangen
(aflezen in grafiek: laagste punt van aanbodlijn dus bij Qa =0)

Slide 16 - Tekstslide

VRAAG EN AANBOD VAN HOTDOGS BIJ VERSCHILLENDE PRIJZEN
Als aanbieder een te hoge prijs vraagt, zal die producten overhouden (aanbodoverschot). Vraagt hij een te lage prijs, dan zal aanbieder snel uitverkocht zijn (aanbodtekort)  

Slide 17 - Tekstslide

De prijs stijgt. Wat gebeurt er met het aanbod?
A
Neemt af
B
neemt toe
C
verandert niets
D
schiet mij maar lek

Slide 18 - Quizvraag

De vraag daalt. Wat gebeurt er met de prijs?
A
Die zal dalen
B
Die zal stijgen
C
Er verandert niets
D
Schiet mij maar lek

Slide 19 - Quizvraag

Er is een slechte aardappeloogst. Wat is een logisch gevolg?
A
De vraag neemt toe
B
De vraag neemt af
C
De aanbodprijs neemt toe
D
We gaan meer ijsjes eten

Slide 20 - Quizvraag

Er is een grote vraag naar technisch personeel wat doet dat met het salaris van een techneut?
A
Neemt toe
B
Neemt af
C
Er verandert niets
D
Schiet mij maar lek

Slide 21 - Quizvraag

Er is een economische crisis in Brazilië Economen verkopen hun aandelen. De vraag naar aandelen.....
A
Stijgt
B
Daalt
C
Blijft hetzelfde
D
Verandert in aanbod

Slide 22 - Quizvraag

Hoeveelheid geld die iemand in een bepaalde periode ontvangt.
Lijn die bij iedere prijs aangeeft hoeveel stuks de consument bij die prijs willen kopen

hoeveelheid goederen en diensten die met het inkomen gekocht kunnen worden

aantal stuks dat de consumenten bij een bepaalde prijs willen kopen
gevraagde hoeveelheid
vraaglijn
koopkracht
inkomen

Slide 23 - Sleepvraag

De vraaglijn verschuift naar links, dit kan het gevolg zijn van:
A
een hogere koopkracht
B
een prijsstijging
C
een daling van het aantal inwoners
D
het verdwijnen van concurrenten

Slide 24 - Quizvraag

Stel de functie van de vraaglijn naar cola is:
Qv = –15p + 45. Gegeven prijs is € 2,50.
Hoeveel blikjes cola worden er verkocht?
A
82.5
B
8
C
9,375
D
7,5

Slide 25 - Quizvraag

uitwerking vraag:
Qv=-15p+45             en        p=2,50

Dan ga je de p invullen in de formule

Qv= -15x2,50+45
Qv= -37,50+45
Qv=7,5

Slide 26 - Tekstslide

Lesdoelen - les 2
• met behulp van een vraagfunctie en een aanbodfunctie de evenwichtsprijs, de evenwichtshoeveelheid en -omzet berekenen.
• de vraaglijn en de aanbodlijn in een grafiek tekenen en het marktevenwicht aangeven.
• verschuivingen van de collectieve vraaglijn en aanbodlijn verklaren en de gevolgen voor het marktevenwicht beschrijven.
• de prijselasticiteit van de vraag berekenen en gevolg van de waarde van de prijselasticiteit van de vraag voor de omzet uitleggen. 
• kostenfuncties en opbrengstenfuncties in een grafiek tekenen.
• voorbeelden geven van constante kosten en variabele kosten.
• verklaren dat een producent winst maakt als de totale opbrengst hoger is dan de totale kosten en dit zowel grafisch als rekenkundig onderbouwen.
• uitleggen dat het break-evenpunt een belangrijk omslagpunt is bij de afweging om wel of niet toe te treden tot een markt.
• de relatie tussen totale kosten en gemiddeld kosten verklaren en berekenen.
• met behulp van de kosten- en de opbrengstlijn de afzet met maximale totale winst afleiden.
• met behulp van de kosten- en de opbrengstfunctie de afzet met maximale totale winst berekenen.
• uitleggen dat de totale winst toeneemt zolang de marginale opbrengst hoger is dan de marginale kosten.
• uitleggen dat de totale winst afneemt als de marginale opbrengst lager is dan de marginale kosten.
• uitleggen dat de totale winst maximaal is als de marginale opbrengst gelijk is aan de marginale kosten.

• met behulp van een vraagfunctie en een aanbodfunctie de evenwichtsprijs, de evenwichtshoeveelheid en -omzet berekenen.
• de vraaglijn en de aanbodlijn in een grafiek tekenen en het marktevenwicht aangeven.
• verschuivingen van de collectieve vraaglijn en aanbodlijn verklaren en de gevolgen voor het marktevenwicht beschrijven.
• de prijselasticiteit van de vraag berekenen en gevolg van de waarde van de prijselasticiteit van de vraag voor de omzet uitleggen.
• kostenfuncties en opbrengstenfuncties in een grafiek tekenen.
• voorbeelden geven van constante kosten en variabele kosten.
• verklaren dat een producent winst maakt als de totale opbrengst hoger is dan de totale kosten en dit zowel grafisch als rekenkundig onderbouwen.
• uitleggen dat het break-evenpunt een belangrijk omslagpunt is bij de afweging om wel of niet toe te treden tot een markt.
• de relatie tussen totale kosten en gemiddeld kosten verklaren en berekenen.
• met behulp van de kosten- en de opbrengstlijn de afzet met maximale totale winst afleiden.
• met behulp van de kosten- en de opbrengstfunctie de afzet met maximale totale winst berekenen.
• uitleggen dat de totale winst toeneemt zolang de marginale opbrengst hoger is dan de marginale kosten.
• uitleggen dat de totale winst afneemt als de marginale opbrengst lager is dan de marginale kosten.
• uitleggen dat de totale winst maximaal is als de marginale opbrengst gelijk is aan de marginale kosten.

Evaluatie lesdoelen - les 2

Slide 27 - Tekstslide

Huiswerk
Basis: maken 1.8 t/m 1.13
Intensief: maken 1.8 t/m 1.16
Plus: maken 1.14 t/m 1.16

Slide 28 - Tekstslide