Zinsvolgorde A2

14 november 2024


1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

14 november 2024


Slide 1 - Tekstslide

Wat leer ik deze les?


  •                  Je leert wat het verschil is tussen een basiszin en inversie.


Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan we doen?





- Grammatica: inversie
- video met vragen
- Quizlet

Slide 3 - Tekstslide

Afspraken in de les 

  • We spreken Nederlands tijdens de les.
  • Vraag? Steek je vinger op. 





Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Zet de zin in de goede volgorde:
naar - school - ik - ga - omdat - wil - ik - leren

Slide 29 - Open vraag

Zet de zin in de goede volgorde en begin met de tijd:
vandaag – is - vrij - werkt – hij – niet – want – hij –

Slide 30 - Open vraag

Zet de zin in de goede volgorde:
regent - niet - we - gaan - het - als - voetbal - spelen

Slide 31 - Open vraag

Zet de zin in de goede volgorde:
eten - hij - zijn - nadat - tanden - poetst - hij

Slide 32 - Open vraag

Zet de zin in de goede volgorde en begin met de tijd:
morgen - ga - naar - ik - morgen - school - omdat - toets - een - heb - ik

Slide 33 - Open vraag

Zet de zin in de goede volgorde:
de - ik - trein - neem - want - mijn - fiets - kapot - is

Slide 34 - Open vraag

Zet de zin in de goede volgorde:
muziek - ze - maakt - terwijl - haar - broer - leest

Slide 35 - Open vraag

Zet de zin in de goede volgorde en begin met de tijd:
vorige week – ziek – ik – dus – kon – niet – naar – school – was – ik

Slide 36 - Open vraag

Zet de zin in de goede volgorde:
boos - ze - is - omdat - haar - telefoon - kwijt - is

Slide 37 - Open vraag

Zet de zin in de goede volgorde:
loopt - snel - hij - zodat - de - bus - haalt - hij

Slide 38 - Open vraag

Zet de zin in de goede volgorde:
omdat - ziek - dokter - ben - naar - ga - ik - de - ik

Slide 39 - Open vraag

Zet de zin in de goede volgorde:
ik - moe - ben - omdat - laat - ik - sliep

Slide 40 - Open vraag

Zet de zin in de goede volgorde:
regent - niet - we - toch - gaan - het - maar - naar - buiten

Slide 41 - Open vraag

Zet de zin in de goede volgorde:
naar - gaan - we - voordat - huis - de - film - is - afgelopen

Slide 42 - Open vraag

Zet de zin in de goede volgorde:
sneller - zij - fiets - zodat - op tijd - is - ze

Slide 43 - Open vraag

Als ik nu een schrijftoets moet maken, weet ik waar ik op moet letten.
😒🙁😐🙂😃

Slide 44 - Poll