31-08-2022 Hoofdzin + bijzin / bijzin + hoofdzin met inversie 1F/B1

Hoofdzin + bijzin / bijzin + hoofdzin met inversie
Programma
A: Maak een samengestelde zin
B: Combineer de hoofdzin met de bijzin
C: Schrijf zelf de hoofdzin of bijzin
D: Schrijf over jouw gewoontes
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2MBOStudiejaar 1

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 75 min

Onderdelen in deze les

Hoofdzin + bijzin / bijzin + hoofdzin met inversie
Programma
A: Maak een samengestelde zin
B: Combineer de hoofdzin met de bijzin
C: Schrijf zelf de hoofdzin of bijzin
D: Schrijf over jouw gewoontes

Slide 1 - Tekstslide

Voegwoorden

Slide 2 - Woordweb

Uitleg
Opsomming: en 
Keuze: of
Voorwaarde: als
Reden: want, omdat
Tegenstelling: maar, hoewel
Gevolg: dus, zodat
Tijd: terwijl, toen, voordat, nadat, totdat, zodra

Slide 3 - Tekstslide

Uitleg
hoofdzin + hoofdzin
1. Ik ben ziek, dus ik blijf thuis.
hoofdzin + hoofdzin
2. Ik blijf thuis, want ik ben ziek.

hoofdzin + hoofdzin
1. Ik ga naar school, maar ik voel me niet fit.
hoofdzin + bijzin 
2. Ik ga naar school, hoewel ik me niet fit voel.




Slide 4 - Tekstslide

A: Maak een samengestelde zin
Opdracht: Je krijgt een kaartje met een hoofdzin of een bijzin. Zoek de hoofdzin of bijzin die het best bij jouw zin past. 

Bijvoorbeeld: 
Cursist 1 (hoofdzin): Ik heb mijn telefoon bij me
Cursist 2 (bijzin): zodat ik je een berichtje kan sturen.

Klaar? Laat de zin controleren door de docent en maak alvast de volgende opdracht.
timer
10:00

Slide 5 - Tekstslide

B: Combineer de hoofdzin met de bijzin
Opdracht: Trek een lijn van de hoofdzin naar de bijzin die erbij hoort. 

Klaar? Verander de volgorde van de zin. Zet het voegwoord vooraan.

Bijvoorbeeld:
Ik heb mijn telefoon bij me zodat ik je een berichtje kan sturen.
Zodat ik je een berichtje kan sturen, heb ik mijn telefoon bij me.
timer
10:00

Slide 6 - Tekstslide

Uitleg
  1. Ik eet een broodje voordat ik naar school ga.
  2. Voordat ik naar school ga, eet ik een broodje.

  1. We gaan op de fiets naar het feest, hoewel het regent.
  2. Hoewel het regent, gaan we op de fiets naar het feest.


Slide 7 - Tekstslide

C: Schrijf zelf de hoofdzin of bijzin
Opdracht: Vul de zinnen aan. Zorg dat de betekenis klopt.

1) Zij gaan naar het strand hoewel ...
2) We vertrokken naar het buitenland omdat ...
3) Totdat hij een ongeluk kreeg ...
4) Als zijn dochter haar diploma haalt ...
5) We verhuizen naar het platteland nadat ... 
6) Toen zij jong was ...






timer
15:00

Slide 8 - Tekstslide

D: Schrijf over jouw gewoontes
Opdracht: Schrijf over jouw gewoontes. Wat zijn dingen die jij elke dag doet? Gebruik de volgorde hoofdzin + bijzin en de volgorde bijzin + hoofdzin met inversie. Je kunt bij het onderwerp gewoontes de woorden meestal, vaak en altijd gebruiken.

Voorbeeld:
Voordat ik 's ochtends naar school ga, kam ik altijd mijn haar, eet ik yoghurt en poets ik mijn tanden. Dan fiets ik naar de bushalte. Terwijl ik in de bus zit, luister ik vaak muziek. Meestal ga ik eerst naar het toilet, als ik op school ben. Zodra ik weer thuiskom, drink ik vaak een kop koffie en eet ik een koekje met mijn dochter. 
timer
15:00

Slide 9 - Tekstslide


😒🙁😐🙂😃

Slide 10 - Poll