Examenteksten oefenen

Leerdoelen
- Signaalwoorden en verbanden herkennen
- Functie van alinea herkennen
- Kernzinnen herkennen
- Tekstsoort kunnen bepalen
- Hoofdgedachte kunnen bepalen

1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 41 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Leerdoelen
- Signaalwoorden en verbanden herkennen
- Functie van alinea herkennen
- Kernzinnen herkennen
- Tekstsoort kunnen bepalen
- Hoofdgedachte kunnen bepalen

Slide 1 - Tekstslide

timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide

Examentekst 'Wat is slim?'
Omcirkel de signaalwoorden en noteer verbanden;
Noteer het passende functiewoord voor de alinea's; 
Onderstreep de kernzinnen;
Noteer de hoofdgedachte van de tekst;
Noteer de tekstsoort: uiteenzetting/beschouwing/betoog. 

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen

- Kennismaken met vraagstellingen bij een examentekst;
- Bewust worden van de denkstappen die zet bij het beantwoorden van de vragen.


Slide 4 - Tekstslide

timer
10:00

Slide 5 - Tekstslide

Examentekst 'Wat is slim?'
Maak de vragen 26 t/m 35; sta bewust stil bij de denkstappen die je maakt;
Vergelijk je antwoorden met je klasgenoot en kom samen tot het goede antwoord;
Laat je antwoorden door een andere klasgenoot nakijken; wat ging goed/wat kan beter?
                                              Klaar? Maak opdracht 1 +2 op blz. 388-389

Slide 6 - Tekstslide

Leerdoelen
- Signaalwoorden en verbanden herkennen
- Functie van alinea herkennen
- Kernzinnen herkennen
- Tekstsoort kunnen bepalen
- Hoofdgedachte kunnen bepalen

Slide 7 - Tekstslide

Examentekst 'Wat is slim?'
vraag 32: Hadden sommige steigerbouwers dan jurist, bankier of leraar kunnen worden? Ja, want 1) en 2)

vraag 33: slimmer worden/slim zijn/slim om te doen

Slide 8 - Tekstslide

LEERDOELEN
  • De hoofdgedachte van een tekst met eigen woorden kunnen weergeven;
  • De impliciete hoofdvraag van een tekst kunnen formuleren;
  • Van een tekst of een tekstdeel een goed geformuleerde samenvatting kunnen maken (die los van de uitgangstekst te begrijpen valt.

Slide 9 - Tekstslide

timer
10:00

Slide 10 - Tekstslide

1. Wat is de hoofdgedachte van een tekst?
  • per alinea:  in de kernzin, vaak op de voorkeursplaats
  1. eerste zin
  2. tweede zin
  3. laatste zin
  • per tekstgedeelte; vaak op een voorkeursplaats
  1. vaak is het mogelijk om te citeren
  2. vaak begin of eind van het tekstgedeelte
  3. soms een meerkeuzevraag

Slide 11 - Tekstslide

2. Vat het standpunt samen dat de auteur inneemt in alinea X t/m Y
  • zoek signaalwoorden
  1. ik vind
  2. volgens mij
  • zoek een mening

Slide 12 - Tekstslide

3. Wat is de hoofdgedachte van de tekst
  • Meestal in het slot van de tekst
  1. bij een informerende tekst een constatering
  2. bij een overtuigende tekst het standpunt van de auteur
  • Vaak letterlijk te vinden
  • Soms zelf formuleren

Slide 13 - Tekstslide

4. Wat is de hoofdvraag waarop de tekst 
antwoord probeert te geven?
  • Meestal impliciet, zou in de inleiding gesteld kunnen worden

Slide 14 - Tekstslide

5. Maak een samenvatting van alinea X
  1. Zoek de kernzin
  2. Zoek de belangrijkste zinnen die de kernzin ondersteunen
  3. Denk om het aantal woorden
  • Na het maximum aantal woorden mag de rest niet meegerekend worden.

Slide 15 - Tekstslide

Aan de slag


Blz.388: maak opdracht 1-2-3 in een groepje (2-3-4 leerlingen)

Lever jullie gezamenlijke uitwerkingen in.
timer
20:00

Slide 16 - Tekstslide

LEERDOELEN
  • De hoofdgedachte van een tekst met eigen woorden kunnen weergeven;
  • De impliciete hoofdvraag van een tekst kunnen formuleren;
  • Van een tekst of een tekstdeel een goed geformuleerde samenvatting kunnen maken (die los van de uitgangstekst te begrijpen valt.

Slide 17 - Tekstslide

Leerdoel

Vragen bij een examentekst kunnen beantwoorden 
door de juiste strategie toe te passen.




Slide 18 - Tekstslide

timer
10:00

Slide 19 - Tekstslide

Aan de slag

blz. 78: maak vraag 13 t/m 19.

Slide 20 - Tekstslide

timer
10:00

Slide 21 - Tekstslide

6. Maak een samenvatting in maximaal X woorden waarin duidelijk wordt ......
  • Zoek kernwoorden:
  1. letterlijk hetzelfde als in de vraag
  2. synoniemen
  3. omschrijvingen

Zie voorbeeld op blz. 392.

Slide 22 - Tekstslide

7. Maak een beknopte samenvatting van de hele tekst
  1. hoofdgedachte
  • meestal in het slot
   2. belangrijkste ondersteunende uitspraken.
  • meestal op de voorkeursplaaten aan begin of eind van het deelonderwerp

Zie voorbeeld op blz. 394.

Slide 23 - Tekstslide

Aan de slag


Blz.393: Maak opdracht 4-5-6 en lever je werk in.

Slide 24 - Tekstslide

LEERDOELEN BEHAALD?
  • De hoofdgedachte van een tekst met eigen woorden kunnen weergeven;
  • De impliciete hoofdvraag van een tekst kunnen formuleren;
  • Van een tekst of een tekstdeel een goed geformuleerde samenvatting kunnen maken (die los van de uitgangstekst te begrijpen valt.

Slide 25 - Tekstslide

Stappenplan
  1. Bepaal onderwerp en hoofdgedachte;
  2. Onderstreep van elke alinea de kernzin;
  3. Markeer de signaalwoorden;
  4. Schrijf je samenvatting uit. Gebruik alleen de belangrijkste kernzinnen.

Slide 26 - Tekstslide

Programma
- Lezen
- samenvattingen nakijken
- oefenen met examentekst


Slide 27 - Tekstslide

Leerdoel

Vragen bij een examentekst kunnen beantwoorden 
door de juiste strategie toe te passen.




Slide 28 - Tekstslide

timer
10:00

Slide 29 - Tekstslide

Oefenen met examenteksten
Tekst 2   Te groot voor kennis
Lees de tekst. 
Onderstreep de kernzinnen. Omcirkel de signaalwoorden.
Maak zelf vraag 17 t/m 21.
Bespreek daarna in een groepje van 2-3-4 personen 
je antwoorden en kom gezamenlijk per vraag 
tot hetzelfde antwoord.


Slide 30 - Tekstslide

nakijken


Blz.388-394:  opdracht 1 t/m 6 nakijken van een klasgenoot.

Slide 31 - Tekstslide

Opdracht 1

Het zou verstandig zijn een andere benadering te kiezen voor het fileprobleem.
Of:
De minister van Verkeer kan beter ophouden met investeringen in het wegennet die het fileprobleem toch niet oplossen.

Slide 32 - Tekstslide

Opdracht 2
De kern van een goed antwoord is:
 
• Elke lezer heeft een eigen interpretatie van een tekst (1p)
• een boek zou (dus) nooit een belangrijke mededeling kunnen bevatten / literatuur is een vrijblijvend spel met woorden (1p)

Slide 33 - Tekstslide

Opdracht 3
De kern van een goed antwoord is:
• De mens (in Nederland) wil de natuur beschermen en behouden (1p)
• maar al het geklets daarbij illustreert juist dat er in Nederland geen echte natuur meer is / enkel nog natuur is (1p)


Slide 34 - Tekstslide

Opdracht 4.1
aandachtspunt 2: gevaar:
- gevaar (eind alinea 4)
- gevaarlijk (alinea 6)
niveau natie:
- het eigen vaderland (eind alinea 4)
aandachtspunt 3:
- gevoelens van trots (eind alinea 4)
- Een veel sterkere dempende factor voor nationale trots (alinea 7)

Slide 35 - Tekstslide

Opdracht 4.2
aandachtspunt 2:
- Dit soort gevoelens van trots / superioriteit hebben in de vorm van nazisme, racisme en andere vormen van militant etnocentrisme in het verleden tot gruwelijk onrecht en tot gigantische slachtpartijen geleid.
In plaats van het onderstreepte deel mag je ook hebben: distinctiedrift / zelfgenoegzaamheid.

Slide 36 - Tekstslide

Opdracht 4.2
aandachtspunt 3:
- De Westerse ideologie staat in het teken van de universele mensenrechten, waardoor het incorrect is om je nog langer voor te laten staan op een willekeurig aspect als geslacht, ras of geloofsovertuiging.
- Een tweede dempende factor voor nationale trots is het individualisme. In de individualistische wereldbeschouwing komt niets meer in aanmerking voor zoiets als trots, behalve de eigen prestaties.

Slide 37 - Tekstslide

Opdracht 4.3
Het gezin en de nationale staat werken volgens hetzelfde principe: er is fysieke nabijheid, men geeft elkaar een voorkeursbehandeling ten opzichte van anderen en men vormt een front tegen externe bedreigingen.
Op het niveau van de natie schuilt daarin een gevaar. Gevoelens van trots en superioriteit ten opzichte van andere volken hebben in het verleden tot gruwelijk onrecht en tot gigantische slachtpartijen geleid.


Slide 38 - Tekstslide

Opdracht 4.3
Maar tegenwoordig zijn er factoren die remmend werken. Allereerst zijn er de universele mensenrechten, waardoor het incorrect is om je te laten voorstaan op een willekeurig aspect als geslacht, ras of geloofsovertuiging. Daarnaast is er het westerse individualisme, waarin alleen de eigen prestaties in aanmerking komen voor trots.
(111 woorden)

Slide 39 - Tekstslide

Opdracht 5
Een ramp fascineert omdat we aangetrokken worden door wat ons had kunnen overkomen. (1 p)
De publieke aandacht en gezamenlijke beleving ervan maken dat we ons veiliger voelen. (1 p) 
Ze versterken de saamhorigheid (1 p) 
en we leren ervan voor de volgende keer.(1 p)
38 woorden


Slide 40 - Tekstslide

Opdracht 6
Een goede samenvatting bevat ten minste de volgende drie elementen:
• Uit onderzoek van de VU blijkt dat veel leraren in tal van hersenmythes geloven / onbewezen opvattingen over het brein aanhangen (2p)
• Het is verontrustend dat er binnen het onderwijs een neuro-industrie is ontstaan, gebaseerd op onjuiste aannames (waarin deze mythes / onbewezen opvattingen welig tieren) (juist van in het brein geïnteresseerde docenten) (2p)
• Het brein zou/de mysterieuze hersenen zouden met meer scepsis moeten worden benaderd (2p)
Let op: woorden tussen haakjes mogen ontbreken; links en rechts van een slash (/) staan alternatieve formuleringen/

Slide 41 - Tekstslide