les 16 Formuleren vr 4e uur 8-10-21 klas 1hv1t

Welkom! Klas 1HV1t
3e uur NE
8-10-2021
Les 16  

H1 Formuleren
Zinnen correct begrenzen

1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom! Klas 1HV1t
3e uur NE
8-10-2021
Les 16  

H1 Formuleren
Zinnen correct begrenzen

Slide 1 - Tekstslide

Voorleestijd!
Zomerwoud van Linda Dielenmans

Slide 2 - Tekstslide

‘Maar het kan toch!’ riep Erkin beledigd op de vergadering van de dorpsraad. Het was een wonder dat hij hier bij mocht zijn. Toen hij die avond was teruggekomen had Hano hem opgewacht, en hem meteen naar het gemeenschapshuis gestuurd. Nu zat hij hier, tussen de belangrijkste mannen van het dorp.
Ze waren al de hele dag aan het overleggen vanaf het moment dat de twee zusjes de vreemdelingen hadden gezien, en ze wa -
ren moe. De plannen die ze hadden bedacht gingen van oorlog tot negeren tot bespioneren tot verhuizen. Maar geen van deze mogelijkheden had echt goed geleken. Ze 
zouden nergens toe leiden of erger. De mensen waren blij met deze plek, ze begonnen zich thuis te voelen en dat wilde niemand in gevaar brengen. En het leek erop dat de oogst dit jaar erg goed zou zijn. Ze konden zich niet de tijd en energie veroorloven om ergens anders weer een nieuw dorp op te bouwen en akkers aan te leggen. En zelfs dan was er geen garantie dat daar geen nieuwe vreemde volkeren zouden opduiken. Ze wisten niet
hoe het verder moest.
Erkin zat al onrustig op zijn plaats heen en weer te schuiven sinds hij er was. Hij had een idee. Maar pas toen niemand anders meer iets 

Slide 3 - Tekstslide

wist te zeggen, stelde hij zijn plan voorzichtig
voor. Hij wilde Alja vaker ontmoeten, om haar taal te leren. Als hij die kende, kon hij gewoon vragen wat zij en haar volk hier deden. Het leek hem een makkelijke manier om al deze
moeilijkheden op te lossen.
Het dorpshoofd zuchtte. ‘Erkin, wat jij voorstelt is gevaarlijk. Je bent nog maar een kind. Het is waar dat je dat meisje al hebt ontmoet, maar dat betekent niets. Wie zegt dat ze haar volk niet zal waarschuwen dat jij er bent? Straks nemen ze je gevangen, en wat dan? We weten niet waarom ze hier zijn, of wat ze willen. Als het nu een van ons was… Nee, geen sprake

van.’van.’
Erkins gezicht werd langzaam rood terwijl hij riep: ‘Jullie hebben nog niets beters kunnen bedenken! En als jullie toch niet willen luisteren omdat ik volgens jullie nog geen man ben, waarom zit ik hier dan eigenlijk?’
kere wenkbrauwen kwam een kwade blik. De mannen waren stil geworden. Erkins vader schraapte ten slotte zijn keel en opperde: ‘Misschien heeft mijn zoon wel gelijk. Misschien moeten we niet te ingewikkeld denken. Als Erkin gelooft dat het veilig is, en hij dat meisje zover kan krijgen dat ze hem
helpt, dan zie ik niet in waarom we het niet 

Slide 4 - Tekstslide

zouden doen.
Het dorpshoofd wreef onder zijn kin. ‘Alleen als iedereen hier het ermee eens is. Ik weet het anders ook niet meer.’ Hij keek de kring rond en een voor een knikten de mannen. ‘Dan
is het besloten. Maar als je haar weer gaat opzoeken, Erkin,wil ik dat er wat mensen met je meegaan. Voor de zekerheid. En ik wil dat meisje ook wel eens zien.’
Erkin knikte, trots op zichzelf en opgewonden. ‘Misschien is ze er morgenochtend weer, net als vandaag. We kunnen morgen gaan.’
‘Goed,’ antwoordde het dorpshoofd. ‘Morgen dan.’
De mannen van de dorpsraad spraken met elkaar af wie er met Erkin mee zou gaan, waarna de vergadering gesloten werd en iedereen opgelucht het gemeenschapshuis verliet. Erkin liep met zijn vader mee naar huis. ‘Waarom gaf je me gelijk?’ vroeg hij voordat ze naar binnen gingen. Zijn vader draaide zich naar hem om en glimlachte. ‘Je idee was beter dan wat wij bedacht hadden. En iemand die met één opmerking de hele dorpsraad stil krijgt, moet wel bijna een man zijn.’
Erkin voelde zijn wangen gloeien. Die avond was er niets wat zijn goede humeur kon bederven.

Slide 5 - Tekstslide

1. Terugblik vorige les(sen)

Slide 6 - Tekstslide

timer
0:30
Wat heb je de vorige les geleerd?

Slide 7 - Woordweb

Wat is een zelfstandig naamwoord?
A
Naam van een ding.
B
Namen van dingen die er bestaan.
C
Naam van een mens, dier, ding of plant, of eigen namen.
D
Namen van dieren die overal leven.

Slide 8 - Quizvraag

Heerenveen =
A
Lidwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Bijvoeglijk naamwoord
D
Stoffelijk zelfstandig naamwoord

Slide 9 - Quizvraag

Wat is de belangrijkste functie van een lidwoord?
A
Aangeven of het enkelvoud of meervoud is.
B
Aangeven of het tegenwoordige of verleden tijd is.
C
Aangeven of iets bepaald of onbepaald is
D
Aangeven of iets een zelfstandig naamwoord is

Slide 10 - Quizvraag

Wat betekent 'bepaald'?
A
het is duidelijk om wie of wat het gaat
B
het is onduidelijk om wie of wat het gaat

Slide 11 - Quizvraag

een
A
bepaaldLidwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Werkwoord
D
onbepaald lidwoord

Slide 12 - Quizvraag

Het
A
Onbepaald lidwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
werkwoord
D
Bepaald lidwoord

Slide 13 - Quizvraag

HET is mij veel te koud!
A = lidwoord
B = geen lidwoord
A
lidwoord
B
geen lidwoord

Slide 14 - Quizvraag

2. huiswerkcontrole
Controleer je huiswerk (gebruik Classroom)

opdracht 1 t/m 5 van Grammatica 1 woordsoorten
timer
5:00

Slide 15 - Tekstslide

 3. Vandaag
H1 Formuleren
 Zinnen correct begrenzen

Slide 16 - Tekstslide

4. Wat weet je al?

Slide 17 - Tekstslide

Startopdracht
Werk in tweetallen!
Lees tekst 1 hardop voor.

Uit hoeveel zinnen bestaat de tekst?
zes
timer
3:00

Slide 18 - Tekstslide

 4. Theorie


Je leert:
  • zinnen correct begrenzen
Zinnen correct begrenzen

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Link

Zinnen correct begrenzen
Een tekst bestaat uit zinnen
Een zin is meestal een mededeling. 
Achter zo’n mededeling (achter een zin dus) zet je een punt:

- Max en Jasper trekken veel samen op. Ze vinden dezelfde dingen leuk.

Slide 21 - Tekstslide

Je kunt twee mededelingen samenvoegen met een verbindingswoord. 
Dan zet je na de eerste mededeling (dus voor het verbindingswoord) een komma:

- Max en Jasper trekken veel samen op, want ze vinden dezelfde dingen leuk.


- Max en Jasper trekken veel samen op, omdat ze dezelfde dingen leuk vinden.

Fout
- Max en Jasper trekken veel samen op. Want ze vinden dezelfde dingen leuk.

Deze zin is dus niet correct, want het gedeelte vanaf Want hoort bij het eerste deel en is geen zelfstandige zin.

Slide 22 - Tekstslide

Sommige verbindingswoorden kunnen ook aan het begin van de zin staan. 
Dan komt er verderop in de zin een komma tussen de twee mededelingen, vaak tussen twee persoonsvormen:

- Omdat ze dezelfde dingen leuk vinden, trekken Max en Jasper veel samen op.

Slide 23 - Tekstslide

Zo zet je de leestekens in een tekst

  • Zet achter een zin een punt. Het maakt daarbij niet uit of de zin een of meer mededelingen bevat.

  • Zet achter een vragende zin een vraagteken.

  • Zet een komma tussen twee persoonsvormen.

  • Zet voor de volgende verbindingswoorden in het algemeen een komma: als, doordat, maar, nadat, omdat, terwijl, voordat, want, zodat, zodra.

  • Zet (in het algemeen) geen komma voor en en of.

Slide 24 - Tekstslide

5 Begrepen?

Slide 25 - Tekstslide

Een punt zet je
A
tussen twee persoonsvormen
B
voor een uitleg
C
aan het eind van een zin
D
tussen delen van een opsomming

Slide 26 - Quizvraag

Achter welke zin hoort een vraagteken? ​

A
In de boeken Harry Potter wordt zwerkbal gespeeld​
B
Je moet de slurk door een ring gooien bij zwerkbal​
C
Is het niet lastig om op een bezem te vliegen​

Slide 27 - Quizvraag

Een komma zet je ...
A
Tussen twee persoonsvormen
B
Tussen twee woorden in een lange zin
C
Tussen twee moeilijke woorden
D
Tussen twee woorden die beginnen met een medeklinker

Slide 28 - Quizvraag

Wat doen verbindingswoorden?
A
Ze verbinden alléén alinea's met elkaar
B
Ze verbinden woorden, woordgroepen, zinnen én alinea's met elkaar
C
Ze verbinden teksten met elkaar
D
Ze verwijzen terug naar iets wat eerder genoemd is in een zin

Slide 29 - Quizvraag

Een voorbeeld van een verbindingswoord is...
A
gaat
B
want
C
zij
D
rent

Slide 30 - Quizvraag

Een komma zet je voor 'als, doordat, maar, nadat, omdat, terwijl, voordat, want, zodat, zodra'.
A
juist
B
onjuist

Slide 31 - Quizvraag

Een komma zet je voor 'en' en 'of'.
A
juist
B
onjuist

Slide 32 - Quizvraag

koppelt woorden en zinnen aan elkaar
Tussen twee persoonsvormen.
Vóór een verbindingswoord.
Aan het eind van een vraagzin.
Aan het eind van een gewone zin.
verbindinswoord
punt
vraagteken
komma
komma

Slide 33 - Sleepvraag

6 Oefenen
Maken opdracht 1, 2 , 3, en 4
van Formuleren blz. 32

Slide 34 - Tekstslide

7. Evaluatie Lesdoelen
Ik kan:
  • verbindingswoorden en leestekens gebruiken om zinnen correct te begrenzen

Slide 35 - Tekstslide

Ik vond deze les:
😒🙁😐🙂😃

Slide 36 - Poll

Huiswerk
maandag 11 oktober 2021
2e uur

  • maken opdracht 1 t/m 4 van Formuleren (blz. 33)
  • Leren theorie van H1

Slide 37 - Tekstslide