8.1 en 8.2 Grammatica: pv en ondw + opdracht

WAT WE DEZE LES GAAN DOEN
0. Lesdoelen.

1. Klassikaal: theorie over zinsdelen, persoonsvorm en onderwerp.
2. Duo-opdracht 
3. Zelf aan de slag met Taalblokken. 




1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 13 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

WAT WE DEZE LES GAAN DOEN
0. Lesdoelen.

1. Klassikaal: theorie over zinsdelen, persoonsvorm en onderwerp.
2. Duo-opdracht 
3. Zelf aan de slag met Taalblokken. 




Slide 1 - Tekstslide

LESDOELEN
- Je weet wat de persoonsvorm (pv) is en hoe je die kan vinden

- Je weet hoe je zinsdelen maakt en dat alles voor de pv een zinsdeel is

- Je weet hoe je het onderwerp kunt vinden






Slide 2 - Tekstslide

1a) PERSOONSVORM
Hoe herken je een werkwoord?

  • kenmerk 1: een doe-woord
  • kenmerk 2: het eindigt op -en (behalve gaan, staan, slaan, zijn, zien, doen)
  • kenmerk 3: het verandert van vorm! 

Wat wordt bedoeld met de tijd waarin een zin staat? 
  1. de tegenwoordige tijd ► het gebeurt nu
  2. de verleden tijd ► het is gebeurd

Slide 3 - Tekstslide

1a) PERSOONSVORM: voorbeelden
1. Ik ga naar het station met de auto

Hoeveel werkwoorden staan in bovenstaande zin? 
  • ga, van het werkwoord 'gaan'
  • Zet de zin in de verleden tijd, wat wordt het dan? 
Wat valt je op? 


Slide 4 - Tekstslide

1a) PERSOONSVORM: voorbeelden
2.  Ik ga naar het station met de auto, omdat het regent.

Hoeveel werkwoorden staan in bovenstaande zin? 
  • ga, van het werkwoord 'gaan' en regent, van het werkwoord 'regenen'
  • Zet de zin in de verleden tijd, wat wordt het dan? 

Wat valt je op? 

Slide 5 - Tekstslide

1a) PERSOONSVORM: voorbeelden
2.  Ik ga naar het station met de auto, omdat het regent.

Let op bij komma's, signaalwoorden, het woord 'dat', het woord 'en' en het woord 'of'.  Dan is er meer dan één zin. Elke zin heeft in het Nederlands een eigen onderwerp + persoonsvorm. Een komma, signaalwoord, 'dat', 'en', 'of' geeft aan dat er nog een zin komt en die heeft wéér een eigen onderwerp en persoonsvorm. 

In de zin hierboven staat een komma (en het signaalwoord 'omdat'). Er zijn twee zinnen. 
  • Wat zijn de persoonsvormen/werkwoorden? 

Slide 6 - Tekstslide

1b) ONDERWERP
De persoonsvorm is een werkwoord, een doe-woord dat het onderwerp 'laat werken'. Het onderwerp moet iets doen.  

'Hij gaat naar zijn bed'. ► wat is het werkwoord? (zet de zin in een andere tijd). 
  • Hij ging naar zijn bed. ► het enige werkwoord dat er is, is automatisch de persoonsvorm: gaat/ging. 

Wie wordt in beweging gezet? Wie of wat doet er iets? Dat is het onderwerp. 
► Wat is het onderwerp in de zin 'hij gaat naar zijn bed'? 

Slide 7 - Tekstslide

1b) ONDERWERP: voorbeelden
Het onderwerp is dat wat in beweging wordt gezet door de persoonsvorm. 

Je weet dat 'hij' het onderwerp van de zin is in 'hij gaat naar zijn bed'. 

Een andere manier om het onderwerp te vinden is om de zin vragend te maken. 
'Hij gaat naar zijn bed' wordt dan: 
  • 'Gaat hij naar zijn bed?'

Valt je iets op? 

Slide 8 - Tekstslide

1b) ONDERWERP: voorbeelden
Het onderwerp is dat wat in beweging wordt gezet door de persoonsvorm. 

Maak deze zin(nen) eens vragend:  
'Ik ga naar het station met de auto, omdat het regent'. 

  1. Ga ik naar het station met de auto? 
  2. Regent het? 

► Wat zijn de onderwerpen in deze zin(nen)? 

Slide 9 - Tekstslide

PERSOONSVORM EN ONDERWERP
De persoonsvorm is altijd een werkwoord. 
- Let daarom op werkwoorden in een zin. 

Let ook op bij een komma in de zin, een signaalwoord, het woord 'dat', 'en' en 'of'. Dit geeft aan dat er nog een zin komt en die heeft weer een eigen onderwerp en persoonsvorm. 

Het onderwerp is dat wat in beweging wordt gezet door de persoonsvorm. 

Op de volgende slide start een filmpje over het vinden van de persoonsvorm en het onderwerp. 

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Link

2. Taalblokken 2F: spelling en grammatica
Ga naar Taalblokken, klik het niveau van jouw opleiding aan (2F) en vervolgens 'Spelling en Grammatica' dat je in het linkermenu ziet staan.

Daarna kies je '01. Grammatica' in het midden van jouw scherm. Het tiende onderdeel daaronder moet je hebben: 'Zinsbouw - persoonsvorm, onderwerp en werkwoordelijk gezegde'.

Lees de theorie en maak de (drie) opdrachten


Slide 12 - Tekstslide

EINDE VAN DE LES

Slide 13 - Tekstslide