Lijn en vorm

Lijn en vorm
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
KunstbeschouwingSecundair onderwijs

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Lijn en vorm

Slide 1 - Tekstslide

Van lijn naar vorm 
Een kunstenaar maakt gebruik van verschillende soorten lijnen: 
  • verticale lijnen 
  • horizontale lijnen
  • diagonale lijnen
  • zigzaglijnen
  • gebogen lijnen
  • snijdende lijnen
  • parallelle lijnen

Slide 2 - Tekstslide

Begrippen 
Lineaire kunst = een kunstenaar die nadruk legt op lijnen 
Contourlijnen = lijnen die dienen als omtreklijnen 

Slide 3 - Tekstslide

Hoeveel verschillende lijnen herken je in de tekening op blz 23? Schrijf ze hier op en duid ze aan op je blad.

Slide 4 - Open vraag

Stier van Felix de Boeck 

Slide 5 - Tekstslide

Welke verschillen zie je in dit werk qua gebruik van lijnen?

Slide 6 - Open vraag

Welke lijnen doet Felix de Boeck verdwijnen?

Slide 7 - Open vraag

 Luc Peire 
Familieportret: Maak de oefening 5 op blz 23 en blz 24. 
Luc Peire maakte ook een driedimensionele installatie = verzameling van verticale zuilen. 

Maak oefening 6 op blz 24 


Slide 8 - Tekstslide

3. Vorm 

Slide 9 - Tekstslide

Soorten vormen 
  1. Geometrische vormen = precies en duidelijk benoembaar, bv in de architectuur goed zichtbaar
  2. Organische, biomorfe vormen = golvende, soms grillige vormen, die niet makkelijk meetbaar zijn. 

Slide 10 - Tekstslide

Geometrische vorm

Slide 11 - Tekstslide

Organische, biomorfe vorm

Slide 12 - Tekstslide

Kunststromingen 
  1. Renaissance = wedergeboorte. Kunstenaars willen de kunst en de cultuur van de klassieke oudheid terug tot leven brengen. Filippo Brunelleschi gebruikt geometrie om zijn bouwwerken vorm te geven
  2. Art nouveaustijl = decoratieve elementen uit de natuur gehaald. Antoni Gaudi en zijn werken in Barcelona doen aan een onderwaterwereld denken. 

Slide 13 - Tekstslide

Oefeningen 
Maak de oefeningen op blz 25 en 26 

Slide 14 - Tekstslide

4. Perspectief 

Slide 15 - Tekstslide

Soorten 
1. Lijnperspectief = kunstenaars proberen de illusie van ruimte zo geloofwaardig mogelijk weer te geven, dat is perspectief. Daarvoor gebruiken ze vluchtlijnen. 
Rafael gebruikte in de renaissance zowel lijnperspectief als geometrie. 
Hans Vredeman de Vries gebruikte lijnperspectief om zijn figuren binnen en architecturaal kader te plaatsen, zijn schetsen zijn wereldberoemd hierdoor. 

Slide 16 - Tekstslide

Lijnperspectief 

Slide 17 - Tekstslide

Lijnperspectief 

Slide 18 - Tekstslide

Lijnperspectief 

Slide 19 - Tekstslide

Lijnperspectief 

Slide 20 - Tekstslide

Oefening 
Maak de oefening op blz 27 onderaan 

Slide 21 - Tekstslide

Soorten 
2. Verkorting van lichaamsdelen = om een lichaamshouding van een menselijke figuur correct in perspectief te plaatsen, omdat hij ook bij het weergeven van een menselijk figuur streeft naar een geloofwaardige menselijke illusie, dit lukt echter niet met lijnperspectief, dus past hij verkorting van lichaamsdelen toe. 

Slide 22 - Tekstslide

Verkorting van lichaamsdelen 

Slide 23 - Tekstslide

Oefening 
Maak de oefening op blz 28 onderaan 
Omcirkel de verkorting van lichaamsdelen in je boek op volgende blz 
blz 20 de houtkapper van Malevich
blz 21 Henri Matisse 
blz 32 Andrea Mantegna 

Slide 24 - Tekstslide

5. Overlapping

Slide 25 - Tekstslide

Begrippen 
  • Overlapping = meest eenvoudige vorm van ruimtelijke illusie. Je legt het ene gedeelte over het andere, dan lijkt het of het ene voor het andere staat 
  • Miniatuurkunst = versiering of boekverluchting die monniken met de hand overschreven of verfraaien.

Slide 26 - Tekstslide

Overlapping 

Slide 27 - Tekstslide

Miniatuurkunst

Slide 28 - Tekstslide

Oefeningen 
Maak oefening 12, 13, 14 en 15 in je cursus op blz 29-31 

Slide 29 - Tekstslide

6. Van voorgrond naar achtergrond

Slide 30 - Tekstslide

Pieter Breughel, Winterlandschap

Slide 31 - Tekstslide

Bekijk het schilderij grondig
Weergave van de realiteit volgens de natuurlijke waarneming: huizen en schaatsers op de voorgrond zijn groter dan die op de achtergrond. 

Slide 32 - Tekstslide

Wat zie je op het schilderij?

Slide 33 - Woordweb

Hoeveel soorten sneeuw zie je op het werk?

Slide 34 - Open vraag

Soorten sneeuw 
poedersneeuw 
smeltende sneeuw 
vuile sneeuw 
bevroren sneeuw 
oude sneeuw 
verse sneeuw
platgetrapte sneeuw.. 
=> Elke soort sneeuw heeft een ander witte kleur! 

Slide 35 - Tekstslide

Test jezelf 
Maak de digitale oefeningen op scoodle 
Maak de oefeningen in je boek blz 32 
Succes! 

Slide 36 - Tekstslide