Les Vragen maken

1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Hoe begin jij een verkoop/zakelijk gesprek?

Slide 2 - Woordweb

Wat is de beste manier om je formeel voor te stellen?
A
Hola , soy Daniel.
B
Buenos días, soy Daniel Beltrán, asistente de gerente de cuentas.
C
Hola, soy Daniel, asistente de gerente de cuentas.
D
Buenas tardes, soy Daniel Beltrán, asistente de gerente de cuentas de Flores Perfumadas.

Slide 3 - Quizvraag

Slide 4 - Tekstslide

¿Qué vamos a hacer hoy?
Hoy vamos a practicar:  Preguntas (Vragen maken) en antwoord geven.

 Proefexamen 1: Zakelijk gesprek

Slide 5 - Tekstslide

Wat heb je nodig om een vraag te kunnen formuleren?

Slide 6 - Woordweb

  • Vraagwoorden
  • Werkwoorden
  • Onderwerpen (waar wil jij weten?)

Slide 7 - Tekstslide

Vraagteken: (¿?)
Een belangrijk kenmerk van Spaanse vragen is het gebruik van een vraagteken (¿?) aan het begin en het einde van de vraag.
(control + alt indruken + teken ¡¿ / shift indruken+ teken !?)

Slide 8 - Tekstslide

De belangrijkste vraagwoorden in het Spaans zijn...

Slide 9 - Open vraag

Werkwoorden
  • Querer (¿Donde quiere comer? (waar wilt u eten?)
  • Estar (zijn)  (¿Esta cansado/a?)  (Bent u moe?)
  • Tener (hebben) (¿Cuántos años tiene? (Hoe oud bent u)
  • Hacer (Doen) (¿Qué hace en tu tiempo libre) (Wat doet u in uw vrije tijd?)
  • Gustar ¿Por qué le gusta bailar? (Waarom houd u van dansen?

Slide 10 - Tekstslide

Opdracht: 
•  Stel vragen over de reisbehoefte (reisdagen, reistijden, plaats van bestemming, in- en uitstappen, duur van de reis, overstappen, etc.). Examentraining 1 voor  ACM!!
  Stel vragen over inkoop van bloemen en koelemmers (maat, kleur, garantie, prijs, etc.). Examentraining 1 voor AIH!!

Slide 11 - Tekstslide

Vraag de klant wanneer hij/zij wilt reizen? Wanneer hij/zij de koelemmers wil hebben? (cuándo)

Slide 12 - Open vraag

Vraag de klant hoeveel dagen hij/zij zou willen reizen? Hoeveel koelemmers hij/zij wil hebben?(cuántos)

Slide 13 - Open vraag

Vraag de klant waar hij/zij naar toe wilt reizen? Welke kleur koelemmers hij/zij wil hebben? (adónde, qué)

Slide 14 - Open vraag

Lees de opdracht voor het zakelijk gesprek en maak vragen. Schrijf die op.

Slide 15 - Woordweb

Slide 16 - Tekstslide

Vraagwoorden en werkwoorden
¿Qué tipo de viaje está planeando?

    (Wat voor soort reis plant u?)

Slide 17 - Tekstslide

¿Dónde quiere abordar el autobús? (Waar wilt u opstappen in de bus?)
Yo quiero abordar en Amsterdam
   
 

¿Dónde quiere viajar?
Yo quiero viajar a barcelona.

Slide 18 - Tekstslide

¿Cuándo quiere iniciar su viaje? (Wanneer wilt u uw reis beginnen?)

Antwoord: Quiero iniciar mi viaje sabado
Of
Quiero iniciar mi viaje el sábado/ Yo quiero viajar el sábado

Slide 19 - Tekstslide


¿Por qué ha elegido estas fechas para su viaje?

    (Waarom hebt u deze datums gekozen voor uw reis?)

Slide 20 - Tekstslide

¿Cómo quiere pagar su billete?

    (Hoe wilt u voor uw kaartje betalen?)

Yo quiero pagar con Tarjeta de credito of Quiero pagar con/en effectivo

Slide 21 - Tekstslide

 ¿Cuánto equipaje planea/quiere llevar?

(Hoeveel bagage bent u van plan mee te nemen?)

Slide 22 - Tekstslide

¿Cuántos dias quiere viajar?

(Hoeveel dagen zou u willen reizen?)

Yo quiero viajar 10 dias.

Slide 23 - Tekstslide