Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Samenvattings-ppt periode 3 Spaans herkansing
Samenvatting - Spaans P3 - Herkansing - junio 2024
1 / 30
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Spaans
MBO
Studiejaar 1
In deze les zitten
30 slides
, met
tekstslides
.
Lesduur is:
40 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Samenvatting - Spaans P3 - Herkansing - junio 2024
Slide 1 - Tekstslide
¿Qué hacemos hoy?
Leerdoelen:
1. Ik weet wanneer de herkansing van P3 Spaans plaatsvindt
2. Ik krijg een goed overzicht van de lesstof (woordenschat & grammatica) van periode 3 & de StudyGo woordenlijsten
Evaluatiedatum/volgend gesprek: Nog nader te plannen ná de toetsweek en resultaten van periode 3.
Slide 2 - Tekstslide
Toets Spaans P3 (H5 & H6)
De herkansingstoets (telt 2x) van Spaans (P3) vindt plaats op de dag van de herkansingen:
woensdag 19 juni 2024
Het precieze tijdstip komt in je rooster!
Slide 3 - Tekstslide
StudyGo
Belangrijke woorden en zinnen uit StudyGo
Slide 4 - Tekstslide
Leerdoelen periode 3
Slide 5 - Tekstslide
Bezittelijk voornaamwoord
Het bezittelijk voornaamwoord geeft aan
van wie
iets is...
Dit is
mijn
boek Dit zijn
onze
boeken
Is dit
jouw
boek? Zijn dit
jullie
boeken?
Dit is
zijn
boek Dit zijn
hun
boeken
Slide 6 - Tekstslide
mi(s) = mijn ...
tu(s) = jouw ...
su(s) = zijn/haar/uw ...
nuestro/-a(s) = onze ...
vuestro/-a (s) = jullie ...
su(s) = hun ...
Slide 7 - Tekstslide
Los días de la semana:
De dagen van de week
¿Qué día es hoy?
¿Qué día es mañana?
Slide 8 - Tekstslide
La familia - blz. 79
Slide 9 - Tekstslide
Voorbeeldvragen die je moet kunnen beantwoorden
¿Cuántos hermanos tienes?
¿Cómo se llama tu madre?
¿Cuántos abuelos tienes?
Slide 10 - Tekstslide
Eigenschappen van mensen
sociable
trabajador(a)
honest@
simpátic@
alegre
cariños@
de buen humor
travies@
seri@
deportiv@
espontáne@
independiente
tímid@
abiert@
positiv@
Beschrijven van eigenschappen doe je met behulp van het werkwoord '
SER
' (=zijn)
Mi herman
o
es
(muy) seri
o
. Mi herman
a
no
es
seri
a
.
Soy
muy trabajador. No
soy
una persona abierta.
Slide 11 - Tekstslide
Uiterlijke
kenmerken
TENER = hebben
LLEVAR = 'dragen'
Slide 12 - Tekstslide
Hoe zie ík eruit?
Tengo:
Soy
:
el
pelo
liso/corto/largo/... baj@ / alt@ (kort/lang)
los
ojos
azules/verdes rubi@ / moren (blond/donker)
/marrones/ ...
Llevo
(=ik draag):
barba / bigote / gafas (baard/snor/bril)
Slide 13 - Tekstslide
Het werkwoord 'gustar'
Het werkwoord 'gustar' betekent:
--> iets leuk/lekker/tof vinden/
ergens van houden
Het is een werkwoord dat je op
een
bijzondere manier
gebruikt!
slechts 2 vormen:
gusta - gustan
Slide 14 - Tekstslide
Gustar = ergens van houden
Me gusta
el café
Me gusta
viajar
(=reizen)
Me gusta
hacer futból
Me gustan
las vacaciones
Me gustan
las manzanas
(=appels)
Me gustan l
os abuelos
enkelvoud of werkwoord
iets wat meervoud is
Slide 15 - Tekstslide
Werkwoord
ir
(=gaan)
ik ga
voy
jij gaat
vas
hij/zij gaat
va
wij gaan
vamos
jullie gaan
vais
zij gaan
van
Slide 16 - Tekstslide
IR=Gaan IR A=Gaan naar/going to
yo
voy a
tú
vas a
el/ella/usted
va a
nosotros
vamos a
vosotros
váis a
ellos/ellas/ustedes
van a
Ir = gaan Ir
+ a
= gaan
naar
Slide 17 - Tekstslide
Página 87
Wie?
Waarheen?
Hoe?
Slide 18 - Tekstslide
Getallen van 1 t/m 30 bestaan in het Spaans uit
1 woord
Vanaf 30 worden de getallen opgesplitst
in
3 woorden
Slide 19 - Tekstslide
De honderdtallen
Let op de uitzonderingen!!
500:
quin
ientos (cinco)
700:
sete
cientos (siete)
900:
nove
cientos (nueve)
Slide 20 - Tekstslide
Het werkwoord 'costar' (=kosten)
Niet te verwarren met
la costa
(=de kust)
¿Cuánto cuesta?
Hoeveel kost het?
¿Cuánto cuesta(n) ...?
Slide 21 - Tekstslide
Belangrijke werkwoorden
comprar
pagar
vender
necesitar
querer
kopen
betalen
verkopen
nodig hebben
willen
"Quiero comprar ..."
"¿Qué necesita usted?"
"¿Cómo quiere pagar?"
Slide 22 - Tekstslide
Belangrijke werkwoorden
ir
ir de compras
tener
poder
gustar
gaan
shoppen
hebben
kunnen
houden van
"Voy de compras"
"¿Qué te gusta?"
"¿Cómo puedo pagar?"
Slide 23 - Tekstslide
Hoe was het ook alweer?
el dinero
pagar (en efectivo)
la tienda
comprar
¿Cuánto cuesta?
Son veinte euros.
Gracias
Slide 24 - Tekstslide
Zinnen vertalen
Quiero pagar con tarjeta de crédito
Necesita (usted) algo más?
Vale.
¿Cómo quiere (usted) pagar?
¿Hay descuento?
¿Cuánto cuestan las manzanas?
pagar
necesitar
querer
costar
Slide 25 - Tekstslide
Los colores
Kleuren, die eindigen op een -
o
,
kunnen ook op een -
a
eindigen:
Tengo un coche roj
o
Tengo una bicicleta roj
a
UITZONDERING: rosa - violeta - naranja
die veranderen NOOIT!
Slide 26 - Tekstslide
Kleuren zijn bijv. naamwoorden
Kleuren worden gebruikt als
bijvoeglijk naamwoord
:
de
rode
auto - de
blauwe
ogen - de
zwarte
fiets
Het is dus belangrijk om ook enkelvoud en meervoud te gebruiken:
el coche rojo
los coche
s
rojo
s
la bicicleta negra
las bicicleta
s
negra
s
la blusa azul
las blusas azul
es
Slide 27 - Tekstslide
Spaanse vraagwoorden
- Vraagwoorden schrijf je altijd met een streepje erop!
- In het Spaans gebruik je 2 vraagtekens (¿ en ?)
¿Dónde? =
Waar?
¿Dónde está...? =
Waar is ...?
Slide 28 - Tekstslide
Wie?
¿Quién(es)?
Waar?
¿Dónde?
Welke?
¿Cuál(es)?
Wat?
¿Qué?
Wanneer?
¿Cuándo?
Waarom?
¿Por qué?
Hoeveel?
¿Cuánto, -a, -os, -as?
Hoe?
¿Cómo?
ekv. / meerv.
ekv. / meerv.
ekv. / meerv.
Slide 29 - Tekstslide
Slide 30 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
clase 13 - P3 - miércoles 20 de marzo 2024
Maart 2024
- Les met
11 slides
Spaans
MBO
Studiejaar 1
Samenvatting grammatica H5 en H6 (toetsonderwerpen Spaans periode 3)
Maart 2024
- Les met
38 slides
Spaans
MBO
Studiejaar 1
P3 - les 6 - 21 februari 2023
Februari 2023
- Les met
14 slides
Spaans
MBO
Studiejaar 1
P3 - les 7 - 7 maart 2023
Februari 2023
- Les met
15 slides
Spaans
MBO
Studiejaar 1
P3 - les 7 - 22 februari 2023
Februari 2023
- Les met
13 slides
Spaans
MBO
Studiejaar 1
Unidad 4 Tener qué y cuesta
Januari 2023
- Les met
28 slides
Spaans
WO
Studiejaar 2
P3 - les 15 - 29 maart 2023
Maart 2023
- Les met
33 slides
Spaans
MBO
Studiejaar 1
clase 14 - P3 - martes 26 de marzo 2024
Maart 2024
- Les met
14 slides
Spaans
MBO
Studiejaar 1