Herhaling aarde deel 1 (circulatie en klimaat)

De klimaatfactoren 
  • Breedteligging

  • Hoogteligging

  • Ligging van gebergten

  • Overheersende windrichting / zeestromen

  • Land- en zeeverdeling
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo, mavo, havo, vwoLeerjaar 1-6

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

De klimaatfactoren 
  • Breedteligging

  • Hoogteligging

  • Ligging van gebergten

  • Overheersende windrichting / zeestromen

  • Land- en zeeverdeling

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aarde - klimaat en landschap

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Klimaatsysteem Aarde
Lesdoel:
  • je kan aan het einde van de les vertellen welke klimaten er zijn
  • je kan aan het einde van de les vertellen welke klimaatkenmerken horen bij de klimaten
  • Je kan een klimaatgrafiek lezen en plaatsen bij het juiste klimaat
  • Je kunt uitleggen hoe warme en koude zeestromen ontstaan
  • Je kunt uitleggen welke invloed de zeestromen hebben op de klimaatgebieden op aarde

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Soorten circulatiesystemen
  • Stralingsbalans 
  • Atmosferische circulatie
  • Oceanische circulatie

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De stralingsbalans
  • Inkomende straling: Kortgolvig
  •  Uitgaande straling: Langgolvig
De stralingsbalans is het dynamisch evenwicht tussen de in- en uitstraling. 

Broeikaseffect:
  • Zonder het broeikas effect te koud op aarde
  • Versterkt broeikaseffect slecht doordat de warmte gevangen wordt

Slide 6 - Tekstslide

tekening
De stralingsbalans
De hoeveelheid straling die het aardoppervlak bereikt hangt af van 3 factoren:
  • de dichtheid van het wolkendek
  • de breedteligging op aarde
  • de lengte van de dag en de zonnestand gedurende de dag
Algemene regel: Hoe witter het oppervlak van de aarde hoe meer straling terugkaatst

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Wet van Buys Ballot: Lucht waait altijd van een hogedrukgebied naar een lagedrukgebied
Atmosferische circulatie

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Corioliseffect
Door de draaiing van de aarde ontstaat er een afwijking in de luchtstromen.
  • Op het noordelijk halfrond een afwijking naar rechts
  • Op het zuidelijk halfrond een afwijking naar links

Slide 10 - Tekstslide

tekenen Buys Ballot met corioliseffect
Atmosferische circulatie

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De ITCZ

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Passaten en Moessons
  • Een passaat is een wind die vanuit een                                                       subtropisch hogedrukgebied naar de evenaar                                                     waait.
  • ITCZ is het lagedrukgebied rondom de evenaar.                                                     Deze verschuift omdat de zon niet altijd recht                                                             boven de evenaar staat.
  • Een moesson is een wind die halfjaarlijks van                                                   richting verandert.

Slide 14 - Tekstslide

tekening itcz en verandering van windrichting over de evenaar
Oceanische circulatie
  1. Koude en warme zeestromen
  2. Thermohaliene circulatie - diepwaterpomp

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Koude en warme zeestromen
Zeestromen worden veroorzaakt door de wind en vinden plaats aan de oppervlakte van het water
  • warme zeestromen komen van lage breedte
  • koude zeestromen komen van hoge breedte
Algemene regel: hoe kouder de zeestroom, hoe hoger het drukgebied EN des te minder vocht de lucht bevat
(en andersom)


Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Thermohaliene circulatie
Zeestromen op de zeebodem veroorzaakte door:
  • Temperatuur (Thermo)
  • zout gehalte (haliene) 

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Diepwaterpomp
Systeem thermohaliene circulatie
  1. Warm water verdampt en stroomt naar een koud gebied
  2. Het water koelt af, en wordt zouter
  3. Het water wordt zwaar, zakt naar de bodem van de oceaan en stroomt langzaam weg
  4. Het water warmt weer op en het proces herhaalt zich

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De Noorse havenstad Narvik ligt boven de poolcirkel. De Canadese havenstad Goose Bay ligt op dezelfde breedte als Amsterdam. Toch bevriest de haven van Narvik in de winter niet en de haven in Canada wel. Waar heeft dat mee te maken?
A
Met de instraling van de zon
B
Met de verschillende vegetatiezones
C
Met de oceanische circulatie
D
Met de aanwezigheid van gebergte en de regenschaduw

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

- Zeestromen: dominante stroming op zee, vaak in de richting van de overheersende wind en daardoor aangedreven. 
       - warme zeestroom: vanuit relatief warm gebied naar een relatief koud gebied
       - koude zeestroom: vanuit relatief koud gebied naar een relatief warm gebied             verdeling temperatuur. 
Uitzonderlijke situatie rond Antarctica: westenwinddrift rond continent isoleert het landoppervlak. Hierdoor ontstaat grote witte ijskap die zonlicht weerkaatst en daardoor het relatief koud is op aarde. 

 - Thermohaliene circulatie: stroming vanzeewater op enige tot grote diepte, aangedreven door wegzakken koud en zout water bij diepwaterpomp. 
       - koud door breedteligging 
       - zout door verdamping water op lage breedte en opslaan water in ijs op hoge              breedte.
De draaing van de aarde en de ligging continenten hebben ook invloed op de oceanische circulatie.      

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
Opdrachten 5.1 t/m 5.3

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Klimaatbepalende factoren

Temperatuur wordt beïnvloed door:
- breedteligging
- hoogteligging
- warme/koude zeestroom
- ligging dichtbij/verweg van zee

Neerslag wordt beïnvloed door:
- ITCZ / type luchtdrukgebied
- reliëf
- warme/koude zeestroom
- ligging dichtbij/ver weg van zee
- aanlandige of aflandige wind

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het klimaatsysteem van Köppen

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Klimaatgebieden

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het klimaatsysteem van Köppen
A Tropische klimaten
B Droge klimaten
C Gematigde klimaten
D Landklimaten
E Koude klimaten

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tropische klimaten
Tropisch regenwoudklim. Af
- temp. altijd boven de 18 graden
- hele jaar door neerslag
- kent geen seizoenen - altijd warm
- dichte begroeiing 
Savanneklimaat Aw
- gem. temp. rond de 18 graden
- neerslag is onregelmatig
- natte en droge periode
- groei bomen, struiken en gras

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Droge klimaten
Steppe klimaat BS
- gem. temp. 18 graden
- korte periode neersag
- groeit wat gras en struiken


Woestijn klimaat BW
- wisselende temperatuur
- nauwelijks tot geen neerslag
- groeit vrijwel niets

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gematigde klimaten C f/s/w
(Gematigde) zeeklimaat:
- temperatuur in de zomer en winter gematigd zacht
- hele jaar door neerslag
- invloed van de zee
- loofbomen


Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Continentale klimaten
Landklimaat
- warme zomers, koude winters
- hele jaar door neerslag vooral in zomer
- naaldbomen

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Polaire klimaten E
Toendraklimaat ET
- temp. komt niet boven de 18 gr.
- neerslag hele jaar wisselend
- groeit enkel gras en mos

Poolklimaat EF / Hooggebergte EH
- temp. altijd gem. 0 graden
- neerslag heel jaar door
- geen seizoenen - altijd koud
- groeit vrijwel niets

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kortom: Klimaat kenmerken
A TROPISCH KLIMAAT: warmer dan 18 graden en veel neerslag 
B DROOG KLIMAAT:  hele jaar weinig neerslag - droog
C ZEEKLIMAAT: koele zomers en zachte winters - neerslag 
D LANDKLIMAAT: hete zomers en koude winters - neerslag
E POOLKLIMAAT:  hele jaar lage temperaturen - koud



Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 33 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Oud examenopdracht
      Opdrachten           Bronnen            Antwoorden

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Atlaskaarten

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Landschapszones

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Landschapszones
Combinatie van klimaatzone en begroeiing 
klimaatzones
 Een gebied met min of meer hetzelfde klimaat

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
Opdrachten 5.1 t/m 5.3

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies