7 april Schritt 3

Herzlich Willkommen!
Havo3
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 1 min

Onderdelen in deze les

Herzlich Willkommen!
Havo3

Slide 1 - Tekstslide

Was gibt es noch dieses Jahr?
1. Schritt 1-11 (toetsweek)
Schritt 1-7: Vokabeln en Grammatik (herhaling en keuzevoorzetsels = nieuw)

Verder nadruk op vaardigheden.

2. Sprechen

Slide 2 - Tekstslide

Heute
- Huiswerk bespreken
- Uitleg voorzetsels met 3e of 4e naamval
- Uitleg spreekopdracht/uitdelen boekje + Redemittel
- Aan de slag met week 0 spreekopdracht + huiswerk voor de volgende les

Slide 3 - Tekstslide

1e naamval: onderwerp
onderwerp van de zin
Twee  manieren om het onderwerp te vinden:
1. wie/wat + gezegde (de werkwoorden in een zin)
De man heeft een auto gekocht
Wie heeft een auto gekocht? de man = nv 1

2. hij- regel

Slide 4 - Tekstslide

4e naamval: lijdend voorwerp
Twee manieren om het lijdend voorwerp te vinden.

Manier 1: Wie/wat+ gezegde+ onderwerp
De man heeft een auto gekocht.
Wie/wat heeft de man gekocht? een auto = lijdend voorwerp

Manier 2: hem -regel

Slide 5 - Tekstslide

koppelwerkwoorden
oa. sein/werden/bleiben

Een koppelwerkwoorden verbinden  het onderwerp met een naamwoordelijk deel in de zin.

ond- kww- nwdeel

Jan is een leuke jongen. 


Omdat het naamwoordelijk deel over dezelfde zaak/persoon gaat als het onderwerp, staat het ook in naamval 1



Slide 6 - Tekstslide

het naamwoordelijk deel =1e naamval
In een zin met een naamwoordelijk deel staat dus 2x naamval 1.
onderwerp ( 1)  koppelwerkwoord naamwoordelijk deel (1)
Voorbeeld:
Der Junge (1)  hat einen guten Freund (4)
Der Junge (1) ist mein guter Freund (1)

Slide 7 - Tekstslide

Welke voorzetsels zijn er in de 4e nv?
durch
für
gegen 
ohne
um
bis
entlang
voorzetsels 3e naamval 

aus = uit
bei = bij
mit = met
nach = na, naar
seit = sinds
von = van, door
zu = naar, tot, bij
außer = behalve
gegenüber = tegenover
an......vorbei = langs

voorzetsels 4e naamval

durch = door
für = voor
gegen = tegen
ohne = zonder
um = om
bis = tot

Slide 8 - Tekstslide

Hausaufgaben
Schritt 1: Aufgaben 2, 4, 5, 8



Schritt 2: 3, 7

Slide 9 - Tekstslide

Keuzevoorzetsels

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Erklärung Sprechaufgaben

Slide 14 - Tekstslide

Week 0
Maak tweetallen en lever deze in bij de docent.
-
Maak een poster op A4 formaat met alle VAN HET NEDERLANDS AFWIJKENDE
Uitspraakregels uit het Aussprache-Übersicht (Zugspitze).
Checklist:

Ik heb beeld en schrift gebruikt

Ik heb alleen de regels opgenomen die afwijken van het Nederlands
-
Zoek een tekst uit je boek of op internet.
Neem 10 regels op als uitspraakproef.
Beoordeel je uitspraak met de poster.

Slide 15 - Tekstslide

Schritt 3: 3, 5, 6

Slide 16 - Tekstslide