19 mei Schritt 4

Herzlich Willkommen!
Havo3
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 1 min

Onderdelen in deze les

Herzlich Willkommen!
Havo3

Slide 1 - Tekstslide

Was gibt es noch dieses Jahr?
1. Schritt 1-11 (toetsweek)
Schritt 1-7: Vokabeln en Grammatik (herhaling en keuzevoorzetsels = nieuw)
0,5 bonuspunt bij goede werkhouding

Verder nadruk op vaardigheden.

2. Sprechen

Slide 2 - Tekstslide

Heute
- Huiswerk bespreken
- Herhaling voorzetsels met 3e of 4e naamval
- Spreekopdracht week 1 / uitdelen Redemittel
- Aan de slag met week 1 spreekopdracht + huiswerk voor de volgende les

Slide 3 - Tekstslide

1e naamval: onderwerp
onderwerp van de zin
Twee  manieren om het onderwerp te vinden:
1. wie/wat + gezegde (de werkwoorden in een zin)
De man heeft een auto gekocht
Wie heeft een auto gekocht? de man = nv 1

2. hij- regel

Slide 4 - Tekstslide

4e naamval: lijdend voorwerp
Twee manieren om het lijdend voorwerp te vinden.

Manier 1: Wie/wat+ gezegde+ onderwerp
De man heeft een auto gekocht.
Wie/wat heeft de man gekocht? een auto = lijdend voorwerp

Manier 2: hem -regel

Slide 5 - Tekstslide

koppelwerkwoorden
oa. sein/werden/bleiben

Een koppelwerkwoorden verbinden  het onderwerp met een naamwoordelijk deel in de zin.

ond- kww- nwdeel

Jan is een leuke jongen. 


Omdat het naamwoordelijk deel over dezelfde zaak/persoon gaat als het onderwerp, staat het ook in naamval 1



Slide 6 - Tekstslide

het naamwoordelijk deel =1e naamval
In een zin met een naamwoordelijk deel staat dus 2x naamval 1.
onderwerp ( 1)  koppelwerkwoord naamwoordelijk deel (1)
Voorbeeld:
Der Junge (1)  hat einen guten Freund (4)
Der Junge (1) ist mein guter Freund (1)

Slide 7 - Tekstslide

Welke voorzetsels zijn er in de 4e nv?
durch
für
gegen 
ohne
um
bis
entlang
voorzetsels 3e naamval 

aus = uit
bei = bij
mit = met
nach = na, naar
seit = sinds
von = van, door
zu = naar, tot, bij
außer = behalve
gegenüber = tegenover
an......vorbei = langs

voorzetsels 4e naamval

durch = door
für = voor
gegen = tegen
ohne = zonder
um = om
bis = tot

Slide 8 - Tekstslide

Keuzevoorzetsels

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Hausaufgaben
Zwischenstufe ab. S. 37: 4 +5
Schritt 4: 3, 4

Slide 13 - Tekstslide

Erklärung Sprechaufgabe Woche 1

Slide 14 - Tekstslide

Week 2
Taken 2x 20 minuten:
- Ronde 1: Maak een dialoog van 20 zinnen. De 10 zinnen die uit de Redemittel
komen markeer je. Bedenk zelf ook 10 zinnen. Hierbij mag je gebruik maken
van een woordenboek. Kies een thema uit de 2 thema’s die in opdrachten
hangen.
- Ronde 2: Gebruik de Redemittel in LessonUp en je woordenboek als
hulpmiddel om jezelf voor te stellen.
Je mag zaken toevoegen. Je spreekt 2 minuten, dat zijn ongeveer 250
woorden.
Checklist
✓ Naam, woonplaats, leeftijd
✓ Samenstelling familie
✓ School en klas
✓ Lievelingsvak + waarom
✓ Hobby s
✓ lievelingseten

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide