wat het verschil is tussen een artikel, een zakelijke brief en een zakelijke e-mail.
Slide 2 - Tekstslide
Wat krijg je op je examen Nederlands:
Vier teksten waar je vragen over krijgt en een schrijfopdracht over de laatste tekst.
De schrijfopdracht kan zijn:
- een artikel;
- een zakelijke brief;
- een zakelijke e-mail.
.
Slide 3 - Tekstslide
Examentraining Nederlands:
Wat is een artikel en hoe schrijf je een goed artikel?
Slide 4 - Tekstslide
Artikel, zakelijke brief, zakelijke e-mail: wat zijn de verschillen?
Slide 5 - Woordweb
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
HET ARTIKEL
Wat is een artikel?
Een artikel is een tekst gericht op een groot publiek. Je schrijft bijvoorbeeld een stuk in de schoolkrant of in een jongerentijdschrift. Dat is dus een duidelijk verschil met de brief of e-mail waarin je je richt tot slechts één persoon.
Slide 10 - Tekstslide
HET ARTIKEL
Wat is het doel?
Het schrijfdoel van een artikel is dat je de lezer informatie over een bepaald onderwerp geeft. Daarnaast komt ook je mening over het onderwerp in het artikel naar voren.
LET OP: Een artikel is geen e-mail of brief. Je moet er dus geen ‘aan-regel’ en ‘onderwerp-regel’ boven zetten of andere adressering. Je sluit ook niet af met een slotformule.
Slide 11 - Tekstslide
Kenmerken van een artikel
een zelfbedachte titel;
een logische volgorde: inleiding - middenstuk – slot. Je mag de eerste zin niet met ‘ik’ beginnen of met “Naar aanleiding van…”
een alinea-indeling (na iedere alinea sla je één regel over);
je voor- en achternaam (soms ook je klas, school, woonplaats).
Slide 12 - Tekstslide
Maak er een goedlopend verhaal van.
Dit doe je door te letten op samenhang:
Gebruik in je artikel woorden als namelijk, want, omdat, maar, ten eerste, ten tweede, daarnaast, tot slot.
Slide 13 - Tekstslide
Signaalwoorden/verbindingswoorden zijn als het cement dat je nodig hebt om een muurtje te metselen. Zonder cement valt je muurtje in elkaar en zonder verbindingswoorden gebeurt hetzelfde met je tekst
Slide 14 - Tekstslide
Waar begin je een artikel meestal mee?
A
Jezelf voorstellen
B
Jezelf voorstellen + je leeftijd en je klas
C
De aanleiding voor het schrijven van het artikel
Slide 15 - Quizvraag
In een artikel begin je de eerste zin nooit met 'Ik'
A
klopt
B
klopt niet
Slide 16 - Quizvraag
Onder een artikel zet je altijd:
A
slotformule
B
je eigen naam (en klas)
C
groetjes,
D
bedankt
Slide 17 - Quizvraag
In een artikel...
A
...staan alleen feiten
B
...staan alleen meningen
C
...kunnen feiten en meningen staan
Slide 18 - Quizvraag
In een artikel.....
A
Geef je de lezer informatie over een onderwerp.
B
Geef je je mening over een onderwerp.
C
Moet je u gebruiken.
D
Signaalwoorden zoals ten eerste, vervolgens en tot slot zijn belangrijk.
Slide 19 - Quizvraag
Waar zet je de aanleiding voor het schrijven van het artikel?
A
In het middenstuk
B
In het slot
C
In de titel
D
In de inleiding
Slide 20 - Quizvraag
Wat kun je zoal in het slot van een artikel schrijven?
A
samenvatting en conclusie
B
mening en argumenten herhalen
C
opsomming
D
nieuwe, prikkelende informatie
Slide 21 - Quizvraag
Waarom moet je een naam onder het artikel schrijven?
A
Het is een persoonlijke tekst
B
Het is een e-mail
C
Het is een nieuwbericht
D
Het is een brief namens je familie
Slide 22 - Quizvraag
Welke soort afsluiting zie je hier? 'Na het schrijven van dit artikel schoot me wel iets te binnen. Wat nu als wij nu helemaal geen telefoons hadden? Denk daar maar eens over na...'
Wij gebruiken cookies om jouw gebruikerservaring te verbeteren en persoonlijke content aan te bieden. Door gebruik te maken van LessonUp ga je akkoord met ons cookiebeleid.