examentraining 1 - Eiwitsynthese B1 - D1 genregulatie

Eiwitsynthese

Groot idee van de Biologie

Organismen zijn aangepast om te functioneren in de omgeving waarin ze voorkomen.
Wat is het?
Wat moet het kunnen en hoe werkt dat?
Voeden?
Voortplanten?
Verdedigen?
Informatie verwerken?
Hoe aanpassen?
Welke relatie met de omgeving?


1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Eiwitsynthese

Groot idee van de Biologie

Organismen zijn aangepast om te functioneren in de omgeving waarin ze voorkomen.
Wat is het?
Wat moet het kunnen en hoe werkt dat?
Voeden?
Voortplanten?
Verdedigen?
Informatie verwerken?
Hoe aanpassen?
Welke relatie met de omgeving?


Slide 1 - Tekstslide

Eiwitsynthese

DNA


DNA is opgebouwd uit nucleotiden


Nucleotide bestaat uit:
Desoxyribose
Fosfaatgroep
Nucleïnebase
Vier basen:
Adenine – thymine
Guanine - cytosine


Slide 2 - Tekstslide

Eiwitsynthese

Genetische code


Codon of triplet: drie opeenvolgende basen
Triplet codeert voor één bepaald aminozuur
Volgorde bepaalt de structuur van eiwit

Matrijs: streng van DNA die wordt gekopieerd door mRNA

Coderende streng: streng van DNA tegenover matrijs


Slide 3 - Tekstslide

Eiwitsynthese

RNA


Verschillen met DNA:
Heeft geen T maar U
Enkelstrengs
Kan uit de kern weg


Verschillende vormen van RNA:
Messenger RNA (mRNA)
Transfer RNA (tRNA)


Slide 4 - Tekstslide

Eiwitsynthese

Transcriptie

Stappen:
- DNA strengen laten van elkaar los
- Afschrift van de template streng --> pre-mRNA
- mRNA wordt gevormd van 5’ naar 3’


Slide 5 - Tekstslide

Eiwitsynthese

Splicing

Pre-mRNA bestaat uit:
Exonen: coderend
Intronen


Slide 6 - Tekstslide

Translatie


Stappen:
Ribosoom begint bij het start codon (AUG)
tRNA is gebonden aan specifiek aminozuur
tRNA bindt aan bijbehorend codon op mRNA
Aminozuren worden verbonden met peptidebinding
Polypeptide wordt gevormd
Ribosoom stopt bij stopcodon: UAG, UAA of UGA


Slide 7 - Tekstslide

Eiwitsynthese

Slide 8 - Tekstslide

Eiwitsynthese

Eiwitten

Polypeptide vouwt op --> eiwit

Functies eiwitten binnen en buiten de cel:
Enzymen
Structuureiwitten
Transporteiwitten
Receptoreiwitten
Plasma-eiwitten
Antistoffen
Eiwitstructuren:
Primair, secundair, tertiair, quaternair


Slide 9 - Tekstslide

Eiwitsynthese

Enzymen

Wat is het: een enzym is een eiwit dat een chemische reactie binnen of buiten een cel versnelt zonder zelf verbruikt te worden.
Hoe het werkt:
- Enzym bindt aan substraat (bv maltose/zetmeel)
- Vormt een enzym-substraatcomplex
- Enzym knipt substraat in stukjes
Snelheid afhankelijk van:
- Temperatuur
- Hoeveelheid enzym/substraat
- pH


Slide 10 - Tekstslide

Hoe werken Enzymen?

Slide 11 - Tekstslide

Eiwitsynthese

Mutaties

Soorten mutaties:
Eén of een paar nucleotiden
Deletie, insertie
Verandering
Delen van het chromosoom


Slide 12 - Tekstslide

Door welke eiwitten krijg je deze sticky ends?

Slide 13 - Open vraag

Welk proces is hier getekend?
A
DNA-replicatie
B
splicing
C
translatie
D
transcriptie

Slide 14 - Quizvraag

Wat is de plek waar RNA-polymerase hecht aan een geactiveerd gen in het DNA
A
promotor
B
repressor
C
enhancer
D
operator

Slide 15 - Quizvraag

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Genregulatie in een prokaryoot 
(gen staat uit)
Genregulatie in een prokaryoot 
(gen staat aan)

Slide 18 - Tekstslide

Telomerase
  • Zaadcelmoedercellen, eicelmoedercellen, stamcellen en kankercellen blijven onbeperkt delen
  • Telomerase maakt telomeer weer lang
  • Gebruikt RNA-deel om DNA te vormen
  • In meeste cellen onderdrukt

Slide 19 - Tekstslide

genregulatie bij eukaryoten

RNA interferentie
activator en repressor-alternative splicing- RNA interferentie

Slide 20 - Tekstslide

meer LICHT

lichtreceptoren in oog


impulsen in hypothalamus


hormoon melatonine


eiwit pigment melanine

Slide 21 - Tekstslide

Genregulatie volwassen organismen 1
Ook bij volwassen eukaryoten is de genexpressie afhankelijk van het milieu van de cel en de functie van de cel.

Alle stappen in de genexpressie kunnen worden gereguleerd, belangrijkste is het wel/niet laten plaatsvinden van RNA-transcriptie (transcriptional control in de afbeelding hiernaast).


Slide 22 - Tekstslide

Genregulatie volwassen organismen 2
In dit laatste gedeelte van de Lessonup uitleg, komen de volgende typen genregulatie aan bod: 

- Activator 
- Repressor 
- Histonbinding 
- DNA-methylering 
- RNA-processing (splicing) 
- RNA-interferentie met miRNA

Slide 23 - Tekstslide

Transcriptiefactoren: Activator / Repressor
- RNA-polymerase heeft transcriptiefactoren nodig om transcriptie te kunnen beginnen

- Activators binden specifieke DNA-sequentie -> enhancer.

- Repressors binden sequenties in DNA en blokkeren transcriptie

Slide 24 - Tekstslide

Epigenetica
  • DNA-methylering vermindert genexpressie 
  • Methylering wordt doorgegeven na celdeling en aan nageslacht
  • ook histonwinding heeft invloed op genexpressie

Slide 25 - Tekstslide

Alternatieve splicing
Er verschillende mogelijkheden voor splicing van een pre-mRNA-molecuul. Hierdoor kunnen verschillende mRNA-moleculen worden gevormd en kan één gen coderen voor verschillende eiwitten. 
De omgeving en functie van de cel bepaalt welk eiwit er wordt gemaakt.

Slide 26 - Tekstslide

Genregulatie door RNA-interferentie (RNAi)
  • Kort type RNA: micro-RNA (miRNA) remt genexpressie
  • Enzym Dicer knipt dsRNA in korte stukken = micro RNA (miRNA)
  • miRNA bindt eiwitcomplex en vormt miRNA-eiwit complex
  • miRNA-eiwit complex blokkeert translatie van mRNA en breekt doel mRNA af

Slide 27 - Tekstslide

Genregulatie opties
-1- door mRNA af te breken door micro-RNA: RNA interferentie
-2- door DNA opgewonden te houden: gebeurt ook oiv eiwitten
-3- door methylering: epigenetica: wordt doorgegeven aan kinderen en diens kinderen etc: andere genexpressie
-4- activator of supressor aan enhancer om gen aan/uit te zetten

Slide 28 - Tekstslide