5V Thema 4 DNA Basisstof 5 les 8

Genregulatie eukaryoten
  • in stamcellen
  • in volwassen organismen
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Genregulatie eukaryoten
  • in stamcellen
  • in volwassen organismen

Slide 1 - Tekstslide

Belangrijke begrippen vorige les

Genregulatie
Genexpressie
Structuurgenen
Regulatorgenen

Slide 2 - Tekstslide

Het aan- en uitzetten van een gen noemen we:
A
genexpressie
B
genregulatie

Slide 3 - Quizvraag

Wat is een mogelijke functie van een regulatorgen bij prokaryoten?
A
Het codeert voor een stof die RNA-polymerase blokkeert
B
Het codeert niet voor een stof maar bindt transcriptie factoren
C
Het leidt RNA-polymerase naar promotor
D
Het codeert voor stofwisselingsenzymen

Slide 4 - Quizvraag

structuurgenen
Regulatorgen
Lactose
Transcriptie
Translatie
Repressor
Lactase

Slide 5 - Sleepvraag

Belangrijke begrippen
Stamcellen: omnipotent, pluripotent, multipotent
Apoptose
Genregulatie volwassen eukaryoot: 
Activator en repressor  
RNA-processing (splicing)
RNA-interferentie


Slide 6 - Tekstslide

Genregulatie in stamcellen

Slide 7 - Tekstslide

Genexpressie
  • Alle cellen hebben hetzelfde DNA. 
  • Genen staan aan- of uit, afhankelijk van de functie van cel
  • Gen aan: DNA --> RNA --> eiwit = genexpressie
  • Geregeld door regulatorgenen
  • Afhankelijk van milieu en celfunctie (eukaryoot).


Slide 8 - Tekstslide

Stamcellen
  • Alle +/- 220 celtypen in een volwassen mens zijn ontstaan uit stamcellen - cellen die nog niet (volledig) zijn gespecialiseerd.
  • Zaadcelmoedercellen, eicelmoedercellen, stamcellen en kankercellen blijven onbeperkt delen door het enzym telomerase
  • telomerase maakt telomeer weer langer 

Typen: Omnipotent/totipotent, pluripotent, multipotent --> zie afbeelding.

Slide 9 - Tekstslide

Telomerase
  • Zaadcelmoedercellen, eicelmoedercellen, stamcellen en kankercellen blijven onbeperkt delen
  • Telomerase maakt telomeer weer lang (repeats)
  • Gebruikt RNA-deel om DNA te vormen
  • In meeste cellen onderdrukt

Slide 10 - Tekstslide

Genregulatie  en genexpressie in embryonale stamcellen

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Celdifferentiatie
Celdifferentiatie van embryonale stamcellen wordt bepaald door de plaats van de cellen in het embryo.

Pluripotente stamcellen beïnvloeden elkaar, in hun DNA komen regulatorgenen tot expressie die coderen voor transcriptiefactoren.

RNA polymerase kan alleen binden aan promotor in DNA als transcriptiefactoren gebonden zijn
 

Slide 13 - Tekstslide

1. Transcriptiefactoren binden promotor
2. RNA polymerase bindt dit complex

Slide 14 - Tekstslide

3. pre-mRNA wordt gevormd
4. transcriptie eindigt bij eindsignaal 

Slide 15 - Tekstslide

Apoptose
= Geprogrammeerde celdood. 
  • Enzymen doden ongewenste cellen
  • Elke cel cel bevat deze enzymen
  • Enzymen moeten geactiveerd worden

Ongewenste cellen kunnen cellen zijn met een fout of in de embryonale ontwikkeling --> afbeelding.
Cytoskelet wordt afgebroken en DNA van de cel wordt in stukjes geknipt.

Slide 16 - Tekstslide

Genregulatie bij volwassen organismen

activator en repressor
alternative splicing
RNA interferentie


Slide 17 - Tekstslide

Genregulatie volwassen organismen 1
Ook bij volwassen eukaryoten is de genexpressie afhankelijk van het milieu van de cel en de functie van de cel.

Alle stappen in de genexpressie kunnen worden gereguleerd, belangrijkste is het wel/niet laten plaatsvinden van RNA-transcriptie (transcriptional control in de afbeelding hiernaast).


Slide 18 - Tekstslide

Genregulatie volwassen organismen 2
In dit laatste gedeelte van de Lessonup uitleg, komen de volgende typen genregulatie aan bod: 

- Activator 
- Repressor 
- Histonbinding 
- DNA-methylering 
- RNA-processing (splicing) 
- RNA-interferentie met miRNA

Slide 19 - Tekstslide

Transcriptiefactoren: Activator / Repressor
- RNA-polymerase heeft transcriptiefactoren nodig om transcriptie te kunnen beginnen

- Activators binden specifieke DNA-sequentie -> enhancer.

- Repressors binden sequenties in DNA en blokkeren transcriptie

Slide 20 - Tekstslide

Epigenetica
  • DNA-methylering vermindert genexpressie 
  • Methylering wordt doorgegeven na celdeling en aan nageslacht
  • ook histonwinding heeft invloed op genexpressie

Slide 21 - Tekstslide

Epigenetica
Hongerwinter: kinderen die geboren zijn uit moeders die de hongerwinter doormaakten, kunnen spaarzamer omgaan met de voedingsstoffen die zij binnenkrijgen

Slide 22 - Tekstslide

Alternatieve splicing
Er verschillende mogelijkheden voor splicing van een pre-mRNA-molecuul. Hierdoor kunnen verschillende mRNA-moleculen worden gevormd en kan één gen coderen voor verschillende eiwitten. 
De omgeving en functie van de cel bepaalt welk eiwit er wordt gemaakt.

Slide 23 - Tekstslide

Genregulatie door RNA-interferentie (RNAi)
  • Kort type RNA: micro-RNA (miRNA) remt genexpressie
  • Enzym Dicer knipt dsRNA in korte stukken = micro RNA (miRNA)
  • miRNA bindt eiwitcomplex en vormt miRNA-eiwit complex
  • miRNA-eiwit complex blokkeert translatie van mRNA en breekt doel mRNA af

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Video

PO Spel
Bord- of kaartspel over thema DNA
Groepjes 2-3 personen
3 lessen aan werken
speelbare versie week 22
eindversie week 23

Slide 26 - Tekstslide

Genregulatie opties
-1- door mRNA af te breken door micro-RNA: RNA interferentie
-2- door DNA opgewonden te houden: gebeurt ook oiv eiwitten
-3- door methylering: epigenetica: wordt doorgegeven aan kinderen en diens kinderen etc: andere genexpressie

Slide 27 - Tekstslide

Korte samenvatting
Genregulatie: het aan- of uitzetten van een gen.
Genexpressie: wanneer een gen aan staat, kan door transcriptie mRNA ontstaan en door translatie een eiwit.
Stamcellen: zijn nog niet (volledig) gespecialiseerd en kunnen zich onbeperkt delen.
Apoptose is het proces waarin een cel zichzelf doodt.
Epigenetica is de wetenschap die zich bezighoudt met het bestuderen van omkeerbare veranderingen in de activiteit van genen, die NIET het gevolg zijn van veranderingen in de nucleotidevolgorde van het DNA

Slide 28 - Tekstslide

Hoe noem je transcriptiefactoren die leiden tot meer genexpressie?
A
enhancer
B
repressor
C
activator

Slide 29 - Quizvraag

Waarvoor staat de afkorting miRNA?
A
medium interfering RNA
B
micro RNA
C
messenger insert RNA
D
micro interfering RNA

Slide 30 - Quizvraag

In een gen zijn 7 exons. Na transcriptie kunnen door alternative splicing meerdere mRNA's ontstaan die worden vertaald verschillende eiwitten.
A
B
niet waar

Slide 31 - Quizvraag

Sleep de juiste definitie naar de juiste uitleg....
Aan- of uitzetten van genen in een cel
DNA - RNA - eiwit
Cellen die zich kunnen ontwikkelen tot elk celtype
Geprogrammeerde celdood
Bestudeert omkeerbare veranderingen in DNA  zonder verandering in  nucleotiodevolgorde
Genregulatie
Genexpressie
Apoptose
Stamcellen
Epigenetica

Slide 32 - Sleepvraag

Lezen / Maken:
Lezen: Basisstof 5 blz 99 t/m 108
Maak: Opdracht 28 t/m 38 

Bekijk BINAS 71 F+H en evt 71 L (apoptose)

Bekijk ook de samenvatting van basisstof 5 (leerdoel 7, 8 en 9) op bladzijde 136 van je tekstboek.

Slide 33 - Tekstslide


Na deze les, 
wil ik...
de uitleg nog 1 keer horen
de leerstof nog even bekijken
doorgaan naar nieuwe leerstof
een uitlegfilmpje bekijken
aan de slag met opdrachten
de vorige lesstof bekijken

Slide 34 - Poll

Noem een verschil en overeenkomst tussen genexpressie bij prokaryoten en eukaryoten.

Slide 35 - Open vraag

Slide 36 - Video