Werkwoordspelling #2

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 1

Lesdoel

Na deze les kun je ww in de tt en vt, sterke en zwakke ww en voltooide deelwoorden goed spellen in zinnen.

Wat moet er op de puntjes komen te staan? 

Schrijf de antwoorden in je schrift

Ik ..... (bijten) op de binnenkant van mijn wang. Ik .... me ..... (oprichten) mijn verdriet. Ty heeft zich weer ... (aanmelden) voor het examenjaar. Vandaag zou hij met Trenton de mogelijkheden bespreken. Hij zou zijn school afmaken.

Mijn broer, die mij weer ..... (oplappen) als papa zijn verdriet niet in bedwang kon houden. Die me ..... (helpen) om in het geheim te dansen. Mijn vingers ... (knijpen) in het bedeltje in mijn hand. Wat hij ook heeft ..... (doen), hij ..... (blijven) mijn broer. 

(54 minuten, Marieke Nijkamp, blz 51)

Welke zin is goed?

1. Hij verteld een verhaal.
2. Hij vertelt een verhaal.
3. Hij heeft een verhaal vertelt.
4. Hij heefd een verhaal verteld.

De stappen (1)

1. Is het een pv? 

- pv in de tt = ik-vorm of ik-vorm + t (bij twijfel: vervang het ww door lopen: hoor je dan een t, dan schrijf je ook een t)

- pv in de vt = gebruik 't kofschip-x = hele werkwoord (-en)/stam. Laatste letter in 't kofschip-x? ja = te(n), nee = de(n)          

De stappen (2)

2. Is het geen pv?

Dan is het een:

- vd

- infinitief (hele werkwoord)

vd/infinitief

vd: als je werkwoord een vd is, 

dan gebruik je 't kofschip-x ook (d/t)!

infinitief: het hele werkwoord (verandert niet). Let op:

Ik kijk naar het koken van de masterchefs.

Wij koken graag.

Jan houdt ervan om te koken.

Wie zijn lessen goed ....... (voorbereiden), zal er veel van opsteken.

1. voorbereidt
2. voorbereid
3. voorbereit
4. voorbereidde

De burgemeester ...... (beantwoorden) de brief.

1. beantwoord
2. beantwoordt
3. beantwoorden
4. beantwoort

Er .... (woeden-tt) een orkaan.

(houden)........ jij van spruitjes?

1. Houd
2. Houdt
3. Hout
4. houd

Het hout ........ (verbranden-tt) in de open haard.

1. verbrand
2. verbrandt
3. verbrant
4. verbrandde

... (vinden-tt) jij dat een normale reactie?

De familie ………(rijden) met de auto naar de Efteling.

1. rijd
2. rijdt
3. rijden
4. rijt

Te veel eten .... (schaden-tt) de gezondheid.

......... (luiden) jij de kerkklokken?

1. Luid
2. Luidt
3. Luiden
4. Luit

Het koolmeesje .... (broeden-vt) in die boom.

De gidsen ..... (leiden-vt) ons door de diepe grot.

1. leide
2. leiden
3. leidde
4. leidden

De jongen ..... (liften-vt) naar Frankrijk.

1. lifte
2. liften
3. liftte
4. liftten

De leeuwen ..... (doden-vt) het kleine schaap.

1. dode
2. doden
3. doodde
4. doodden

De huizen ..... (grenzen-vt) aan het bos.

1. grenste
2. grensten
3. grensde
4. grensden

De kwade arrestant ... (smijten-vt) zijn spullen door de cel.

De frieten ... (druipen-vt) van het vet.

... (zijn) jij al eerder in Australië?

Mijn opa heeft van alles ... (verzamelen) over de watersnoodramp in Zeeland.

pv/vd - Tibbe [betaald/betaalt] voor ons de ijsjes.

Noteer het vd:
Ik heb de hele avond ... (dansen).

Noteer het vd:
Weet jij wat daar is ... (gebeuren)?

Noteer het vd:
Mia heeft me dat gisteren ...(beloven).

Maak een zin met de vorm 'belooft'.

Maak Opdracht 2 blz 59.

0 fout = boek lezen

anders maak je ook Opdracht 3

ga naar socrative.com

vul in: OEFENSO1MH2

Wat vond je van de uitleg?

Wat begrijp je nu wel wat je aan het begin van de les niet begreep?

Waarover zou je graag nog eens uitleg willen?