DO 2 - les 6 en 7: "Evaluatie"

Les 6: evaluatie
Didactiek 2
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
Didactisch ontwerpen 2Hoger onderwijs

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Les 6: evaluatie
Didactiek 2

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tijdens dit college
  1. Herhaling vraagvormen
  2. Richtlijnen vraagvormen
  3. Objectieve toets en essaytoets
  4. Evaluatievragen in werkboeken

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Herhaling vraagvormen

Slide 4 - Tekstslide

Niet elke vraagvorm is geschikt voor elk leerdoel.

2 grote categorieën: open en gesloten vragen

Slide 5 - Tekstslide

Essay vragen

lln moet langer antwoord schrijven => grote antwoordvrijheid
  • niet begrenzend: lln is volledig vrij in het zoeken, het ordenen en ontwikkelen van zijn ideeën. Lengte antwoord is niet begrensd (bv opstel, scriptie,...). Om praktische redenen kan er wel een begrenzing gezet worden (x aantal woorden, 3 pg's,...)
  • begrenzende open vragen: beperken de antwoordvrijheid van de lln (beperkte lengte, opgelegde vorm of beperkte vrijheid)
kort antwoordvragen

lln moet één woord (of enkele woorden) schrijven:
  • vraag waarop het juiste antwoord moet gegeven worden
  • invulzin (niet altijd geschikt -> taalgevoel is een storende factor om de context te kunnen bepalen)
Gesloten vraagvormen:
  • tweekeuzevragen: 2 mogelijkheden waarvan de lln er één moet aanduiden (juist-fout/akkoord-niet akkoord/...)
  • meerkeuzevragen: meer dan twee antwoordmogelijkheden waartussen de lln moet kiezen (meestal 4 keuzes). Bestaat uit 2 delen: item-stam (de vraag, uitspraak, opdracht in de vorm van een open vraag/invulvraag) en de alternatieven of keuzemogelijkheden. Eén of meerdere alternatief is het juiste, de andere zijn (plausiebele) afleiders. Verschillende varianten voor het juiste antwoord: correcte antwoordtype (één juist, de rest afleiders), best antwoordtype (alle gedeeltelijk juist, maar één is duidelijk het beste antwoord), meerdere juiste antwoorden. Opdracht moet duidelijk aangeven welk antwoordtype verwacht wordt en de afleiders moeten goed zijn gekozen (in de buurt van het juiste antwoord om denkvermogen te stimuleren)
  • matchingvraag: relatie leggen tussen 2 dingen. Bestaat uit twee reeksen gegevens: de premissen links, de antwoorden rechts, al dan niet geclusterd met visueel materiaal.
  • rangschikvraag: gegeven antwoorden in een volgorde zetten
  • classificeervraag: ordenen van woorden, uitspraken of beweringen volgens een bepaald ordeningskader
1. Herhaling vraagvormen
Opdracht 5
Schrijf bij volgende voorbeeldvragen om welke vraagvorm het gaat. Maak gebruik van je cursus op pagina 28-29.
timer
15:00

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Herhaling vraagvormen
Opdracht 5 (verbetering)
  • Classificeervraag: de werkwoorden moeten geordend worden volgens het persoonlijkheidsdomein waarop ze betrekking hebben
  • Essay-vraag, niet – begrenzende open vraag:
       - leerling moet een langer antwoord schrijven
        - leerling is vrij in de aard en opbouw van zijn antwoord, ook de lengte van het antwoord is  niet begrensd
  • Tweekeuzevraag: er zijn twee antwoordmogelijkheden gegeven, waarvan de leerling er één moet aanduiden
  • Meerkeuzevragen (het correcte-antwoordtype)

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Herhaling vraagvormen
  • Kort antwoordvraag
  • Matchingvraag: de leerlingen moeten relaties leggen tussen chemische elementen en hun symbool
  • Essay-vraag, begrenzende open vraag:
    - leerling moet een langer antwoord schrijven
    - de antwoordvrijheid is begrensd: de lengte van het antwoord ligt vast (max. 50 woorden)  
  • Rangschikvraag: de leerlingen moeten de gegeven antwoorden in een bepaalde volgorde plaatsen (chronologisch)

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2. Richtlijnen vraagvormen
Algemene richtlijnen (p. 15)
  • eenvoudige taal
  • duidelijke instructies
  • geen letterlijke items uit het handboek
  • geen ongewenste aanwijzingen (indicatoren) in de toets


Slide 9 - Tekstslide

eenvoudige taal: geen overbodigheden

duidelijke instructies: geen dubbelzinnigheden of dubbele negaties; wijze van antwoorden moet helder zijn (bv foute schrappen, juiste onderstrepen, letter omcirkelen,...) Geef je mening -> dus niet die van de lk ;-). Taalgebruik op de toets moet taalgebruik in de les weerspiegelen.

niet letterlijk uit HB: dat bevordert papegaaienwerk

geen verborgen indicatoren:  ongewenste aanwijzingen voor andere vragen voorkomen
2. Richtlijnen vraagvormen
Specifieke richtlijnen per vraagvorm (p. 16 - 23)
  • Werkvorm: Jigsaw
  • Expertgroep:
       - 2 vraagvormen
       - 30 minuten
  • Nieuwe groepen
       - Uitwisseling expertise
       - 30 min

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2. Richtlijnen vraagvormen
Specifieke richtlijnen per vraagvorm (p. 16 - 23)
Opdracht p. 31
  • Bestudeer de toetsvragen
  • Vul in de titel aan om welke vraagvorm het gaat
  • Vergelijk telkens de twee vragen die naast elkaar staan: welke vraag is het best geformuleerd?
  • Formuleer o.b.v. deze vergelijking richtlijnen voor het formuleren van deze vraagvorm. Gebruik de cursus (pp. 233-241) om je argumentatie te onderbouwen.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3. Objectieve toetsen en essaytoetsen
Essaytoetsen: leerlingen zoeken zelf het antwoord en formuleren het in eigen woorden

versus

Objectieve toetsen: leerlingen kiezen tussen twee of meer alternatieven of geven zeer korte antwoorden

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3. Objectieve toetsen en essaytoetsen
Opdracht 6 (p. 30)
Geef met een O of E in de tweede kolom aan of de uitspraken betrekking hebben op objectieve (O) of op essay-toetsen (E).
timer
10:00

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3. Objectieve toetsen en essaytoetsen
Opdracht 6 (p. 30)
  1. Essay-toets
  2. Objectieve toets
  3. Essay-toets
  4. Objectieve toets
  5. Essay-toets
  6. Objectieve toets
  7. Essay-toets
  8. Objectieve toets
  9. Objectieve toets
  10. Essay-toets

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

4. Evaluatievragen in werkboeken
  • Open een werkboek/handboek van jouw onderwijsvak
  • Ga op zoek naar toetsvragen
  • Evalueer de toetsvragen kritisch
  • Voeg een afbeelding + bespreking toe aan de padlet
  • https://padlet.com/maartenvanderavert/vraagvormen

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vooruitblik volgende les
  • Cursustekst hoofdstuk 6: Evaluatie doornemen.
  • Toets evaluatie maken

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Les 7: evaluatie
Didactiek 2

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tijdens dit college
  1. Bedoeling en functies van evaluatie
  2. Fasen van het evaluatieproces
  3. Toets opstellen

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Bedoeling en functies van evaluatie

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is, volgens jou, een belangrijke reden om te EVALUEREN?

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Tekstslide

  • llnevaluatie: vorderingen van lln evalueren, zowel voor als na het leerproces
  • onderwijsevaluatie: kritisch kijken naar het eigen didactisch handelen als lk om dat te kunnen bijsturen waar nodig. Vooral vertrekkend vanuit de resultaten van de lln. (zijn de doelstellingen geschikt, in de juiste volgorde, voldoende tijd, past de onderwijsmethode, toetsitems duidelijk geformuleerd,...)

Slide 23 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 25 - Tekstslide

formatief:
alle lln opvolgen en begeleiden opdat ze de vooropgestelde basisdoelen behalen. Nadruk ligt op het voortdurend inbouwen van evaluatiemomenten doorheen het onderwijsproces. Op basis daarvan worden didactische beslissingen genomen: hoe het leerproces aanpassen zodat alle lln de doelen behalen? Wie heeft herhaling/uitbreiding nodig?

gespreide / permanente evaluatie

summatieve evaluatie
nagaan op het einde van een periode in welke mate de leerdoelen bereikt werden om een eindbeslissing (kwalificatie/overgaan volgend jaar) te nemen.

toetsen - taken - examens
DOEL: leerlingen opvolgen en begeleiden
DOEL: 
eindbeslissingen nemen

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uit de observaties van de verpleegstersstage van Margot blijkt dat zij niet in staat is om basale verpleegtechnieken toe te passen. De klassenraad beslist om Margot niet verder toe te laten tot de opleiding.
A
Formatieve evaluatie
B
Summatieve evaluatie

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De leerkracht laat de leerlingen een toets maken over de geziene leerstof van wiskunde. Marc behaalt een onvoldoende (4/10). De leerkracht beslist om hem enkele remedieertaken te geven.
A
Formatieve evaluatie
B
Summatieve evaluatie

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Doordenkertje

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Bedoeling en functies van evaluatie
Opdracht 3 (p. 26)
Welke van de uitspraken hebben betrekking op 

  • formatieve evaluatie (f)
       -> Doel: leerlingen opvolgen en begeleiden

  • summatieve evaluatie (s)
       -> Doel: op het einde van een periode nagaan of leerdoelen werden bereikt  

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Bedoeling en functies van evaluatie
Opdracht 3 (p. 26) (verbetering)
  1. Formatief
  2. Summatief
  3. Formatief
  4. Summatief
  5. Summatief/formatief
  6. Formatief


Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2. Fasen van het evaluatieproces
Opdracht 1 (p. 25)
Vul de vier evaluatiefasen aan.
Tracht te ze te onderscheiden in de voorbeelden.

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Fasen van het evaluatieproces

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2. Fasen van het evaluatieproces
Opdracht 2 (p. 25)
Classificeer de verschillende situaties in één van de vier evaluatiefasen.
timer
10:00

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2. Fasen van het evaluatieproces
Opdracht 2 (p. 25) (verbetering)
  1. Fase 3: beslissingen nemen
  2. Fase 2: het interpreteren van de bekomen informatie (normering)
  3. Fase 2: het interpreteren van de bekomen informatie
  4. Fase 1: het verzamelen van gegevens
  5. Fase 1: het verzamelen van gegevens
  6. Fase 3: beslissingen nemen
  7. Fase 3: beslissingen nemen
  8. Fase 2: het interpreteren van de bekomen informatie
  9. Fase 4: het rapporteren van de informatie
  10. Fase 1: het verzamelen van gegevens

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2. Fasen van het evaluatieproces
Opdracht 4 (p. 27 - EXTRA
Afhankelijk van de functie van de evaluatie zullen de evaluatiefasen anders worden ingevuld.

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3. Toets opstellen
Opdracht
Maak een herhalingstoets met 4 verschillende vraagvormen over een hoofdstuk van didactiek 2.
  • Vertrek vanuit de leerdoelen
  • Rekening houdend met algemene en specifieke richtlijnen (zie college 6)
  • Vraagvormen benoemen
  • Antwoordsleutel + puntenverdeling toevoegen
  • Layout

Word-bestand doorsturen via mail.
Hergebruikt in laatste college als deel van 'proefexamen'.


Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vooruitblik laatste les
Mentoraat: vragen voor het examen

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies