In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 120 min
Onderdelen in deze les
LES 7:
"Evaluatie"
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Wat is, volgens jou, een belangrijke reden om te EVALUEREN?
Slide 3 - Open vraag
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
DOEL: leerlingen opvolgen en begeleiden
DOEL:
eindbeslissingen nemen
Slide 6 - Tekstslide
Uit de observaties van de verpleegstersstage van Margot blijkt dat zij niet in staat is om basale verpleegtechnieken toe te passen. De klassenraad beslist om Margot niet verder toe te laten tot de opleiding.
A
Formatieve evaluatie
B
Summatieve evaluatie
Slide 7 - Quizvraag
De leerkracht laat de leerlingen een toets maken over de geziene leerstof van wiskunde. Marc behaalt een onvoldoende (4/10). De leerkracht beslist om hem enkele remedieertaken te geven.
A
Formatieve evaluatie
B
Summatieve evaluatie
Slide 8 - Quizvraag
Doordenkertje
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Nog oefenen?
Opdracht 3 (p. 245)
Slide 11 - Tekstslide
Opdracht 1 (p. 244)
Vul de vier evaluatiefasen aan.
Tracht te ze te onderscheiden in de voorbeelden.
Slide 12 - Tekstslide
Opdracht 1 (p. 244)
Vul de vier evaluatiefasen aan.
Tracht te ze te onderscheiden in de voorbeelden.
Slide 13 - Tekstslide
Fasen van het evaluatieproces
Slide 14 - Tekstslide
Opdracht 2 (pp. 244-245)
Classificeer de verschillende situaties in één van de vier evaluatiefasen.
timer
10:00
Slide 15 - Tekstslide
Opdracht 2: correctiesleutel
Fase 3: beslissingen nemen
Fase 2: het interpreteren van de bekomen informatie (normering)
Fase 2: het interpreteren van de bekomen informatie
Fase 1: het verzamelen van gegevens
Fase 1: het verzamelen van gegevens
Fase 3: beslissingen nemen
Fase 3: beslissingen nemen
Fase 2: het interpreteren van de bekomen informatie
Fase 4: het rapporteren van de informatie
Fase 1: het verzamelen van gegevens
Slide 16 - Tekstslide
Extra: opdracht 4 (p. 246)
Afhankelijk van de functie van de evaluatie zullen de evaluatiefasen anders worden ingevuld.
Slide 17 - Tekstslide
Toetsvragen opstellen
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
Opdracht 5 (p. 247)
Schrijf bij volgende voorbeeldvragen om welke vraagvorm het gaat. Maak gebruik van je cursus op pp. 222 - 225.
timer
15:00
Slide 20 - Tekstslide
Opdracht 5: correctiesleutel (deel 1)
Classificeervraag: de werkwoorden moeten geordend worden volgens het persoonlijkheidsdomein waarop ze betrekking hebben
Essay-vraag, niet – begrenzende open vraag: - leerling moet een langer antwoord schrijven - leerling is vrij in de aard en opbouw van zijn antwoord, ook de lengte van het antwoord is niet begrensd
Tweekeuzevraag: er zijn twee antwoordmogelijkheden gegeven, waarvan de leerling er één moet aanduiden
Meerkeuzevragen (het correcte-antwoordtype)
Slide 21 - Tekstslide
Opdracht 5: correctiesleutel (deel 2)
Kort antwoordvraag
Matchingvraag: de leerlingen moeten relaties leggen tussen chemische elementen en hun symbool
Essay-vraag, begrenzende open vraag: - leerling moet een langer antwoord schrijven - de antwoordvrijheid is begrensd: de lengte van het antwoord ligt vast (max. 50 woorden)
Rangschikvraag: de leerlingen moeten de gegeven antwoorden in een bepaalde volgorde plaatsen (chronologisch)
Slide 22 - Tekstslide
Slide 23 - Tekstslide
Objectieve toetsen en essaytoetsen
Essaytoetsen: leerlingen zoeken zelf het antwoord en formuleren het in eigen woorden
versus
Objectieve toetsen: leerlingen kiezen tussen twee of meer alternatieven of geven zeer korte antwoorden
Slide 24 - Tekstslide
Opdracht 6 (p. 249)
Geef met een O of E in de tweede kolom aan of de uitspraken betrekking hebben op objectieve (O) of op essay-toetsen (E).
timer
10:00
Slide 25 - Tekstslide
Opdracht 6: correctiesleutel (deel 1)
Essay-toets
Objectieve toets
Essay-toets
Objectieve toets
Essay-toets
Objectieve toets
Essay-toets
Objectieve toets
Objectieve toets
Essay-toets
Slide 26 - Tekstslide
Criteria voor het kiezen van vraagvormen
- Factoren die de keuze van de vraagvorm beïnvloeden:
de aard en het niveau van de doelstellingen
de manier waarop de resultaten van de taak zullen worden gebruikt
de beschikbare tijd voor constructie, afname, correctie en scoring van de vragen
de eigen bekwaamheden van de leerkracht
- Combinatie van objectieve en essayvragen
Slide 27 - Tekstslide
Richtlijnen bij het opstellen van schriftelijke toetsvragen
Algemene richtlijnen: - eenvoudige taal - duidelijke instructies - geen letterlijke items uit het handboek - geen ongewenste aanwijzingen (indicatoren) in de toets
Slide 28 - Tekstslide
Specifieke richtlijnen per vraagvorm:
opdracht p. 250 ev
Bestudeer de toetsvragen
Vul in de titel aan om welke vraagvorm het gaat
Vergelijk telkens de twee vragen die naast elkaar staan: welke vraag is het best geformuleerd?
Formuleer o.b.v. deze vergelijking richtlijnen voor het formuleren van deze vraagvorm. Gebruik de cursus (pp. 233-241) om je argumentatie te onderbouwen.