1.2 Je omgeving ontdekken (h)

Biologisch tekenen
1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Biologisch tekenen

Slide 1 - Tekstslide

1.2 - Je omgeving ontdekken

Slide 2 - Tekstslide

Doel van de les
Je leert wat een organisme is
Je leert hoe een microscoop in elkaar zit en werkt
Je leert hoe je een goede beschrijving  van een dier of plant geeft
Je leert hoe je dieren of planten moet tekenen
Je leert hoe je de namen van dieren of planten kan vinden

Slide 3 - Tekstslide

Kijken naar je omgeving
Organisme - alles dat leeft
Waarnemen, door aandachtig te kijken, horen, voelen, ruiken, proeven

Organisme herkennen aan kenmerken: eigenschappen die het organisme heeft

Slide 4 - Tekstslide

Noem twee kenmerken van dit organisme?

Slide 5 - Open vraag

En als het klein is...
Voor kleine onderdelen van dieren of planten kan je een loep (vergrootglas) gebruiken
Voor hele kleine onderdelen gebruik je een microscoop

Slide 6 - Tekstslide

Microscoop

Slide 7 - Tekstslide

Hoe werkt de microscoop?
Je maakt eerst een preparaat:  
Voorwerpglas+objectglas

Preparaat vastzetten op de tafel
kleinste objectief voor draaien
Scherpstellen met de grote- en kleine scherpstelschroef

Slide 8 - Tekstslide

Hoe werkt een microscoop?
Je vergroot twee keer: 
- met het oculair
- met het objectief
vergroting oculair x vergroting objectief = totale vergroting

Slide 9 - Tekstslide

Mijn oculair vergroot 10 keer, mijn objectief vergroot 20 keer. Wat is de totale vergroting?
A
20x
B
30x
C
100x
D
200x

Slide 10 - Quizvraag

Een organisme beschrijven
Vertellen hoe een organisme er uit ziet
Dat doe je met een beschrijving
Hiervoor gebruik je kenmerken

Je moet hiervoor heel precies zijn!

Slide 11 - Tekstslide

Oefenen met beschrijven
In tweetallen
Een leerling doet zijn ogen dicht.
Ik laat zo een plaatje zien
De leerling met zijn/haar ogen open moet dan omschrijven hoe het dier er uitziet, zonder de naam van het dier te noemen

Wanneer ik het zeg doet de ander de ogen open en gaan we kijken of het goed is uitgelegd.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Tekenen
Waarnemingen kan je tekenen
Een dier of plant, maar ook een onderdeel er van
Natuurgetrouw (‘net echt’)
Schematisch (simpel, zwart/wit met namen van onderdelen)

Slide 25 - Tekstslide

Tekenen
Waarnemingen kan je tekenen
Een dier of plant, maar ook een onderdeel er van
Natuurgetrouw (‘net echt’)
Schematisch (simpel, zwart/wit met namen van onderdelen)

Slide 26 - Tekstslide

De binnenkant bekijken
Doorsnijden in de lengte -> lengtedoorsnede
Doorsnijden in de breedte -> dwarsdoorsnede

Slide 27 - Tekstslide

De binnenkant bekijken
Doorsnijden in de lengte -> lengtedoorsnede
Doorsnijden in de breedte -> dwarsdoorsnede

Slide 28 - Tekstslide

Wat voor tekening zie je hier?
A
Natuurgetrouwe lengtedoorsnede
B
Natuurgetrouwe dwarsdoorsnede
C
Schematische lengtedoorsnede
D
Schematische dwarsdoorsnede

Slide 29 - Quizvraag

natuurgetrouw
schematisch

Slide 30 - Tekstslide

Tekenregels

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Video

Tekenregels
  • Titel: duidelijk wat er getekend wordt.
  • Vergroting: de vergroting waarmee getekend is.
  • Namen van de onderdelen: allemaal benoemd.
  • De tekening is met potlood gemaakt
  • Klare lijnen: duidelijke strakke lijnen zonder schets.
  • Netheid: netjes gewerkt en geodriehoek etc. gebruikt.
  • Nauwkeurigheid: De details kloppen.
  • Kadering: netjes het papier gekaderd aan de boven en zijkant.
  • Vermelding informatie: klas, naam, datum etc.



Slide 33 - Tekstslide

schematisch

Slide 34 - Tekstslide

Blad van een kastanjeboom

Slide 35 - Tekstslide

Blad van een appelboom

Slide 36 - Tekstslide

Blad van een appelboom
Blad van een kastanjeboom

Slide 37 - Tekstslide

Indeling dieren
Indelen van dieren gaat in twee grote groepen:
Gewervelde dieren en ongewervelde dieren

Gewervelde dieren hebben een wervelkolom (ruggengraat)

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

De gewervelden

Slide 40 - Tekstslide

De ongewervelden

Slide 41 - Tekstslide

Hoe heet een organisme?
Namen zoeken kan je doen met een zoekkaart
Vragen over kenmerken, met pijlen naar de volgende vraag of een organisme

Ontdekken hoe iets heet noemen we determineren

Slide 42 - Tekstslide

Een voorbeeld met zoekkaart

Slide 43 - Tekstslide

Hoeveel groepen gewervelden zijn er?
A
2
B
4
C
5
D
6

Slide 44 - Quizvraag

Je ziet op dit plaatje twee ongewervelde dieren
A
Waar
B
Niet waar

Slide 45 - Quizvraag

Noem een voorbeeld van een ongewerveld dier

Slide 46 - Open vraag

Je mag de opdrachten in je boek maken, een samenvatting of je mindmap aanvullen

Slide 47 - Tekstslide

Biologisch tekenen

Slide 48 - Tekstslide

Tekenregels
  • Waarom tekenen?

  • Waarom deze regels?

  • Hoe moeten we ze toepassen?

Slide 49 - Tekstslide

Soorten tekeningen

Slide 50 - Tekstslide