Les 14 en 21

Welkom!
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Welkom!

Slide 1 - Tekstslide

Planning
Lezen
Instructie les 14
Maken les 14
Instructie les 21
Maken les 21
Afsluiting

Slide 2 - Tekstslide

Pak je leesboek erbij!
Je gaat 10 minuten lezen.

Boek niet bij je? Ga het nieuws lezen. 
timer
10:00

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het einde van de les weet ik wat zinsdelen zijn en hoe je een zin in zinsdelen kunt verdelen.
Aan het einde van de les kan ik een zin opdelen in zinsdelen.

Slide 4 - Tekstslide

Zinsdelen
  • Een zin bestaat uit zinsdelen.
  • Een zinsdeel kan bestaan uit één woord, maar ook uit een paar woorden die bij elkaar horen.
  • De woorden in een zinsdeel kunnen niet uit elkaar gehaald worden.

Slide 5 - Tekstslide

Zinsdelen
  • Alles voor de persoonsvorm is één zinsdeel.
  • Alle werkwoorden zijn aparte zinsdelen.
  • Bijvoeglijk naamwoord altijd bij een woord.
  • Alles wat je voor de persoonsvorm kan zetten is een zinsdeel.

Slide 6 - Tekstslide

We kennen:
persoonsvorm
onderwerp
gezegde

Volgende les:
Meewerkend en lijdend voorwerp

Slide 7 - Tekstslide

Zinsdelen
Het onderwerp [ow] en de persoonsvorm [pv] zijn zinsdelen.

Jan | heeft | vorige week | een film | gekeken.
ow  |   pv    | vorige week | een film | gekeken.

Het werkwoordelijk gezegde [wg] is ook een zinsdeel.

Slide 8 - Tekstslide

Waar zetten we streepjes?
Aan het einde van de week ga ik op vakantie.

Ik fiets elke dag 20 kilometer naar school.

Slide 9 - Tekstslide

Samen maken
Lotus voert haar poes met kattenvoer.
Overmorgen heb ik een belangrijke wedstrijd.
Ik ben mijn pet verloren op het basketbalveldje.
Mijn lieve schattige zusje heeft mijn tas op het dak gegooid.

Slide 10 - Tekstslide

Aan de slag
Maken les 14 opdracht 1, 4, 9, 10 t/m 13
Tijd: 15 min
Klaar: lezen
Vraag: buurman of mij

Slide 11 - Tekstslide

Meervoudsvormen
Leerdoelen:
Aan het einde van de les weet ik welke regels er zijn voor het schrijven van meervouden.
Aan het einde van de les kan ik de juiste vorm van een gegeven woord invullen in de zin.

Slide 12 - Tekstslide

Meervoud van porie
A
poriën
B
porieën

Slide 13 - Quizvraag

6. meervouden

Wat is het meervoud van idee?
timer
0:30
A
idees
B
ideeen
C
ideeën
D
ideën

Slide 14 - Quizvraag

Wat is het meervoud van reus?
A
reusen
B
reuzen

Slide 15 - Quizvraag

Wat is het meervoud van:

Haas
A
Hazen
B
Haazen
C
Hasen
D
Haasen

Slide 16 - Quizvraag

Het meervoud van essay is:
A
essays
B
essay's

Slide 17 - Quizvraag

Wat is het meervoud van porie?
A
porieën
B
poriën

Slide 18 - Quizvraag

wat is het meervoud van
accu
A
accuus
B
accu's
C
acuuen
D
acuu'n

Slide 19 - Quizvraag

Verschillende vormen MV
-s en -'s
-en
-iën, -ieën en -eën
-verandering klinker
-eren
-ici en -a

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

Aan de slag
Maken les 21 opdracht 1, 5, 6, 7, 8
Klaar: afmaken weektaak of lezen
Tijd: einde van de les
Vraag? mij of buurman

Slide 22 - Tekstslide

Ik kan een zin opdelen in zinsdelen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 23 - Poll