thema 5 B5 de huid met examenvraag de nieren

Hallo allemaal!





Fijn om jullie weer te zien!

  • We herhalen B4 (de nieren)
  • We bespreken B5 (de huid)
  • Maken de vragen 33 t/m 36
  • Bespreken van de toets
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Hallo allemaal!





Fijn om jullie weer te zien!

  • We herhalen B4 (de nieren)
  • We bespreken B5 (de huid)
  • Maken de vragen 33 t/m 36
  • Bespreken van de toets

Slide 1 - Tekstslide

Wat is geen functie van de nieren?
A
Overtollige stoffen zoals water en zouten verwijderen
B
Giftige stoffen zoals alcohol en medicijnen afbreken en verwijderen
C
Zorgen voor homeostase in pH en osmotische waarde van het bloed
D
Afbraakprodukten vanuit de lever zoals ureum verwijderen

Slide 2 - Quizvraag

Wat is waar (bij een gezond persoon)?
A
Glucose zit wel in voorurine, niet in urine
B
Glucose zit zowel in voorurine als urine
C
Glucose zit niet in voorurine of urine
D
Glucose zit niet in voorurine, wel in urine

Slide 3 - Quizvraag

Als je een hoge bloeddruk hebt, krijg je dan meer of minder voorurine of maakt dat niet uit?
A
Meer
B
Minder
C
Maakt niet uit

Slide 4 - Quizvraag

Bloedplasma bevat eiwitten, urine normaal gesproken niet. Hoe komt dat?
A
Eiwitten worden actief teruggeresorbeerd uit voorurine
B
Eiwitten verlaten de voorurine passief door diffusie
C
Eiwitten worden door ADH teruggeresorbeerd
D
Eiwitten zijn te groot om via ultrafiltratie in de voorurine te komen

Slide 5 - Quizvraag

Welke zin is waar?
A
ADH wordt afgegeven bij een hogere osm waarde,daardoor meer terugresorptie
B
ADH wordt afgegeven bij een lagere osm waarde, daardoor meer terugresorptie
C
ADH wordt afgegeven bij een hogere osm waarde, daardoor minder terugresorptie
D
ADH wordt afgegeven bij een lagere osm waarde,daardoor minder terugresorptie

Slide 6 - Quizvraag

Als er meer ADH afgegeven wordt
A
Wordt je urine lichter van kleur en stijgt de osmotische waarde van het bloed
B
Wordt de urine donkerder van kleur en stijgt de osmotische waarde van het bloed
C
Wordt je urine lichter van kleur en daalt de osmotische waarde van het bloed
D
Wordt je urine donkerder van kleur en daalt de osmotische waarde van je bloed

Slide 7 - Quizvraag

De huid
De huid
B5 De huid

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

een tatoeage wordt
gezet in de ....
A
hoornlaag
B
lederhuid
C
onderhuids bindweefsel
D
Kiemlaag

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Waarom moet je baby's
dikker aankleden dan
volwassenen?
A
Omdat ze een grotere oppervlakte hebben vergeleken met hun inhoud
B
omdat ze een kleinere oppervlakte hebben vergeleken met hun inhoud
C
omdat hun cellen nog niet veel mitochondriën hebben
D
omdat hun cellen langzamer werken

Slide 14 - Quizvraag



Aan de slag!
Maken opdracht 33 t/m 36
Inzien toets

Slide 15 - Tekstslide

Soort van de dag

Slide 16 - Tekstslide

Tot straks!

Slide 17 - Tekstslide